Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De beoordeling
“(…)
Artikel 2
Huurprijs
1. De door huurder verschuldigde huurprijs bedraagt (…) € 450,- per maand (…).
Artikel 3
Service kosten
Er worden geen service kosten in rekening gebracht.
(…)
Artikel 10
De contractkosten en overige lasten
(…)
3. De kosten van het gebruik voor gas, water en elektriciteit, alsmede eventuele meterhuur komen voor rekening van huurder. (…).”
3 oktober 2012 tot aan de dag van algehele voldoening.
contra proferentem-beginsel, inhoudende dat bij twijfel over de betekenis van een door de ene partij opgesteld beding de voor de andere partij gunstigste uitleg prevaleert, gaat naar het oordeel van het hof niet op. Daargelaten de vraag of op het beginsel een beroep kan worden gedaan bij een huurovereenkomst als de onderhavige, volgt uit het hiervoor onder 7.6.5 overwogene dat er over de uitleg van de overeenkomst naar het oordeel van het hof geen twijfel bestaat.
€ 113,70 een bedrag van € 98,80 in mindering moet worden gebracht. Laatstgenoemd bedrag is door huurder, zo stelt hij, op 31 oktober 2012 aan verhuurder betaald en daar is door verhuurder geen rekening mee gehouden. Tegen deze stelling heeft verhuurder geen verweer gevoerd, hoewel hij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld, zodat de rechtbank ten onrechte het bedrag van € 98,80 toegewezen heeft, aldus huurder.
€ 299,-
8.De uitspraak
20 juni 2012 tot aan de dag van algehele voldoening en in zoverre opnieuw rechtdoende:
R.J.M. Cremers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 september 2014.