ECLI:NL:GHSHE:2014:3752

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2014
Publicatiedatum
22 september 2014
Zaaknummer
20-000086-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk geweld plegen in vereniging en bewezenverklaring van mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit, terwijl het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zou worden verklaard met een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een proeftijd van twee jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en, indien het hof tot een bewezenverklaring van het subsidiair feit zou komen, voor een lagere voorwaardelijke straf.

Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het eerdere vonnis vernietigd. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had op 9 september 2012 in Nieuwkuijk, gemeente Heusden, opzettelijk een persoon (slachtoffer) mishandeld door deze tegen het hoofd en lichaam te slaan en tegen een been te schoppen, wat pijn veroorzaakte.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren op te leggen, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is er een geldboete van €500 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000086-14
Uitspraak : 22 september 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 7 juni 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-885096-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder 1 primair is tenlastegelegd, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Van de zijde van de verdediging is vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit, en bij een eventuele bewezen verklaring door het hof van het subsidiair ten laste gelegde feit is bepleit dat het hof een lagere voorwaardelijke straf, te weten een voorwaardelijke geldboete, op zal leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 09 september 2012 te Nieuwkuijk, gemeente Heusden, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Nieuwkuijksestraat en/of de Lariksstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen althans eenmaal slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of het meermalen althans eenmaal schoppen tegen de/een be(e)n(en) van die [slachtoffer].
subsidiair althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 september 2012 te Nieuwkuijk, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) meermalen althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of meermalen althans eenmaal tegen de/een be(e)n(en) heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Evenals de advocaat-generaal en de verdediging en anders dan de rechter in eerste aanleg acht het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte een aandeel heeft gehad bij de schermutselingen tussen [medeverdachte] en [slachtoffer].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2012 te Nieuwkuijk, gemeente Heusden, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en eenmaal tegen een been heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat het iemand slaan tegen het hoofd en lichaam en het schoppen tegen een been pijn veroorzaakt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
-de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
-de omstandigheid dat het hier gaat om aan een geweldsincident in het uitgaansgebeuren, hetgeen een onaangename ervaring is voor degenen die daarvan ongewild getuige zijn.
-de mate waarin door het bewezen verklaarde feit pijn is toegebracht aan het slachtoffer.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
-de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte in het jaar waarin hij het onderhavige delict heeft gepleegd, reeds onherroepelijk was veroordeeld voor een openlijke geweldpleging tegen personen, en dit terwijl hij nog liep in een proeftijd van deze eerdere veroordeling. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
-de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen komt het hof tot een strafoplegging die afwijkt van de straf die door het openbaar ministerie is gevorderd.
Het hof acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de na te melden duur alsmede een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Gelet op het vorenstaande acht het hof, anders dan door de raadsman bepleit, geen termen aanwezig om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. R.M. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
en op 22 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.M. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.