In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit, terwijl het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zou worden verklaard met een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een proeftijd van twee jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en, indien het hof tot een bewezenverklaring van het subsidiair feit zou komen, voor een lagere voorwaardelijke straf.
Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het eerdere vonnis vernietigd. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had op 9 september 2012 in Nieuwkuijk, gemeente Heusden, opzettelijk een persoon (slachtoffer) mishandeld door deze tegen het hoofd en lichaam te slaan en tegen een been te schoppen, wat pijn veroorzaakte.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren op te leggen, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is er een geldboete van €500 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.