ECLI:NL:GHSHE:2014:3806

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
HD 200.153.438_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontbinding huurovereenkomst en ontruiming op grond van huurachterstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een verhuurder die de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vordert op basis van een huurachterstand van viereneenhalf jaar. De kantonrechter had eerder, op 5 september 2012, een vordering van de verhuurder afgewezen omdat er een mogelijkheid was van verrekening van de huurvordering met een vordering van de huurder op de verhuurder uit hoofde van verbeurde dwangsommen. De verhuurder vordert nu opnieuw ontbinding en ontruiming, waarbij de huurder aanvoert dat de verhuurder niet opnieuw op dezelfde grondslag kan vorderen. Het hof oordeelt dat het verweer van de huurder faalt, omdat niet is gebleken dat de huurder na het eerdere vonnis daadwerkelijk de huurvordering heeft verrekend. De huurachterstand bestond nog steeds ten tijde van de inleidende dagvaarding, en ook na eventuele verrekening zou er nog een huurachterstand zijn die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het beroep van de huurder op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt eveneens afgewezen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol voor een antwoordakte van de huurder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.153.438/01
arrest van 23 september 2014
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg aan de Geul,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. R.Ph.E.M. Cratsborn te Meerssen,
op het bij exploot van dagvaarding van 25 juli 2014 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter te Maastricht (rechtbank Limburg) gewezen vonnis van 16 juli 2014 tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2781712 CV EXPL 14-1543)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende vordering in het incident;
- de akte in de hoofdzaak en in het incident van [appellant], houdende overlegging het procesdossier van de eerste aanleg en twee nieuwe producties;
- de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde].
Hierna is bepaald dat in het incident arrest wordt gewezen.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [appellant] op vordering van [geïntimeerde] veroordeeld om de woning met ondergrond, erf en tuin aan [het adres] te [woonplaats] met alle personen en zaken die zich daarin vanwege [appellant] bevinden binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, ontruimd te houden en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [geïntimeerde] te stellen. Voorts is [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen € 24.672,- ter zake van achterstallige huurtermijnen over de periode van 1 april 2009 tot 1 maart 2014, € 540,- ter zake van bij te betalen huur over de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2009 en € 444,- per (gedeelte van een) maand vanaf 1 maart 2014 tot dag van ontruiming, nog te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[appellant] heeft bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op de voet van artikel 438 (lid 2) Rv een voorlopige voorziening gevraagd strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis van 16 juli 2014, in het bijzonder van de tegen 4 augustus 2014 aangezegde gerechtelijke ontruiming van de woning, totdat op het onderhavige incident zal zijn beslist. Bij vonnis van 31 juli 2014 (zaaknr. C/03/194412/KG ZA 14-414) heeft de voorzieningenrechter die vordering afgewezen (productie 5 bij memorie van antwoord in het incident).
3.3.
[appellant] vordert in het incident de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis op de voet van artikel 351 Rv te schorsen, in het bijzonder voor wat betreft de veroordeling tot ontruiming van de woning met al het zijne en de zijnen. Kort gezegd heeft [appellant] daartoe aangevoerd dat het bestreden vonnis twee kennelijke juridische misslagen bevat en voorts dat als gevolg van de gedwongen ontruiming van de woning voor hem een noodtoestand zal ontstaan.
3.4.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering in het incident. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat naar aanleiding van het vonnis van de voorzieningenrechter van 31 juli 2014, waarbij de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging is afgewezen, de woning op 4 augustus 2014 is ontruimd. Volgens [geïntimeerde] zijn ook de achterstallige huurpenningen geheel voldaan en is het bestreden vonnis daarmee geheel geëffectueerd. Bij zijn vordering in het incident heeft [appellant] daarom thans geen belang meer, aldus [geïntimeerde].
3.5.
Op de stelling van [geïntimeerde] dat ontruiming van de woning reeds heeft plaatsgevonden heeft [appellant] niet meer kunnen reageren. Het hof ziet aanleiding [appellant] daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
In de hoofdzaak
3.7.
Iedere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
verwijst de zaak naar de rol van 7 oktober 2014 voor antwoordakte aan de zijde van [appellant] met het hiervoor in rechtsoverweging 3.5 vermelde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak:
houdt iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M.
Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 september 2014.