Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
’s-Hertogenbosch.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft verzoeker in hoger beroep een voorlopige voorziening gevraagd met betrekking tot een aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 2008, die door de Inspecteur van de Belastingdienst is opgelegd. Verzoeker stelt dat er op de zaak betrekking hebbende stukken ontbreken en dat de stukken niet per aanslag of besluit zijn geordend. De Voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling laten meewegen dat het verzoek om ordening van stukken niet voldoet aan het vereiste van onverwijlde spoed. De Voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet duidelijk heeft kunnen maken welke specifieke stukken hij mist, waardoor er geen aanleiding is om de Inspecteur te verplichten om niet nader gespecificeerde stukken in het geding te brengen. De Voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat verzoeker in het kader van de hoofdzaak alsnog kan verzoeken om de op de zaak betrekking hebbende stukken in te brengen. Uiteindelijk heeft de Voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen redenen zijn om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden.