ECLI:NL:GHSHE:2014:3882

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
20-001129-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging en belaging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1957 en thans verblijvende in Vught, was aangeklaagd voor belaging en bedreigingen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. Dit oordeel is gebaseerd op rapporten van een psychiater en een psycholoog, die hebben vastgesteld dat de verdachte gevaarlijk is voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Het hof heeft daarom de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelast voor de duur van één jaar.

De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, met name voor immateriële schade, maar de schadevergoedingsmaatregel kon niet worden opgelegd omdat de feiten vóór de inwerkingtreding van de relevante wetgeving zijn gepleegd. Het hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, wat betekent dat hij niet strafbaar wordt geacht voor de bewezen verklaarde feiten. Dit arrest is gewezen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de impact van de gedragingen van de verdachte op de slachtoffers zwaar heeft meegewogen.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank voor andere ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 37, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001129-14
Uitspraak : 1 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van
25 maart 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-659357-13 en
03-659485-13, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 04-247810-12, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1957],
wonende te [adres],
thans verblijvende in Vught PPC te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is door de rechtbank als volgt beslist:
  • Verdachte is vrijgesproken voor het met
  • In de zaak met
Verdachte is ten aanzien van feit 1 en feit 3 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 123 dagen, met aftrek van voorarrest.
Verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 2. Aan verdachte is ter zake van dit feit de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar opgelegd.
- Voorts heeft de rechtbank beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij en over in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte richt zich mede tegen de vrijspraak door de eerste rechter van hetgeen aan de verdachte onder 03-659357-13 ten laste is gelegd. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.
Nu dit feit in hoger beroep niet meer aan de orde is, is ook de in verband met dit feit in eerste aanleg gevorderde tenuitvoerlegging (parketnummer 04-247810-12) niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, en te dien aanzien
opnieuw rechtdoende de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Namens verdachte is ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde integrale vrijspraak bepleit en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair is bepleit dat aan verdachte niet de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof op een aantal (ondergeschikte) onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:

parketnummer 03-659485-131.hij op of omstreeks 22 november 2013 in de gemeente Weert [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, meermalen, althans eenmaal, in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gestoken en/of gezwaaid, althans voornoemd mes dreigend aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] getoond, en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek jullie neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 april 2012 tot en met 22 november 2013 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode,
-meermalen (liefdes)brieven aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] toegestuurd en/of bezorgd, en/of (daarbij/daarin) onzedelijke voorstellen aan die [slachtoffer 1] gedaan, en/of
-(zich) meermalen voor de deur en/of in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] opgehouden en/of gestaan, en/of
-die [slachtoffer 3] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "Ga maar snel (naar binnen) want de dood wacht op jou", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
-de (personen)auto van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] besmeurd met ei(eren), en/of
-opzettelijk en wederrechtelijk een (voordeur)ruit (behorende tot een woning gelegen aan de [straat]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander en/of anderen dan aan verdachte, vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in de periode van 1 augustus tot en met 30 september 2013 te Weert [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "ga maar snel want de dood wacht op jou", en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op 19 oktober te Weert opzettelijk en wederrechtelijk een (voordeur)ruit (behorende tot een woning gelegen aan de [straat]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander en/of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3:
hij op of omstreeks 19 oktober 2013 in de gemeente Weert [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], werkzaam in zijn/hun hoedanigheid van (hoofd)agent(en) van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (op korte afstand) opzettelijk dreigend een riek aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] getoond, en/of (daarbij) die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd 'oprotten jullie', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 03-659485-13 onder 1, 2 primair, en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 november 2013, in de gemeente Weert, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, meermalen, in de richting van die [slachtoffer 2] gestoken en/of gezwaaid en voornoemd mes dreigend aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] getoond, en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek jullie neer".
2.
hij op tijdstippen in de periode van 13 april 2012 tot en met 22 november 2013 in de gemeente Weert, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, en met het oogmerk om die [slachtoffer 3] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode,
-meermalen brieven aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] toegestuurd en/of bezorgd, en daarin onzedelijke voorstellen aan die[slachtoffer 1] gedaan, en
-zich meermalen voor de deur en/of in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] opgehouden, en
- die [slachtoffer 3] bedreigd, immers heeft verdachte die [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "Ga maar snel (naar binnen) want de dood wacht op jou", en
-de personenauto van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] besmeurd met eieren, en
-opzettelijk en wederrechtelijk een voordeurruit (behorende tot een woning gelegen aan de [straat]), toebehorende aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], vernield.
3.
hij op 19 oktober 2013, in de gemeente Weert, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], werkzaam in hun hoedanigheid van hoofdagent van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte op korte afstand opzettelijk dreigend een riek aan die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] getoond, en daarbij die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd 'oprotten jullie', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Verweer met betrekking tot feit 2
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep, evenals is eerste aanleg, het verweer gevoerd dat er voor wat betreft feit 2 gelet op de aard, duur en frequentie van de handelingen van de verdachte, geen sprake is van de voor het misdrijf van belaging vereiste “stelselmatigheid” van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de vermeende slachtoffers. De verweten handelingen, de omstandigheden waaronder deze zouden hebben plaatsgevonden en de impact die deze handelingen op de vermeende slachtoffers hebben gehad, zijn onvoldoende onderbouwd, nu er in het dossier niet meer ligt dan een aangifte. Belaging kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden, aldus de raadsman.
Het hof, met de rechtbank, overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de vraag of er sprake is van stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer (belaging) dient te worden gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van gedragingen, op de omstandigheden waaronder zij hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers.
In het onderhavige geval heeft verdachte in een tijdsbestek van ongeveer anderhalf jaar de
slachtoffers, buurtbewoners, blijkens de bewijsmiddelen meerdere brieven bezorgd met daarin onder meer onzedelijke voorstellen aan [slachtoffer 1] en bedreigende bewoordingen aan haar echtgenoot zoals “[slachtoffer 3] ( het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 3]) krijgt mijn voldoorladen revolver”. Voorts heeft hij de auto van de slachtoffers besmeurd met eieren en hun voordeurruit vernield en heeft hij [slachtoffer 3] in het bijzijn van [slachtoffer 1] bedreigd. Daarnaast is verdachte meermalen bij de woning langsgegaan - waarbij hij één maal met zijn hand een snijdende beweging langs zijn keel maakte - en heeft hij zich (bij één gelegenheid deels ontbloot) in de nabijheid van de woning opgehouden.
Verdachte heeft zich indringend bemoeid met het privéleven van de slachtoffers, eerst door avances te maken jegens [slachtoffer 1] en door op dwingende wijze om contact te vragen, later door zich op te dringen met seksuele toespelingen omtrent [slachtoffer 1].
Dat alles heeft zowel op het leven van [slachtoffer 1] als op het leven van haar echtgenoot [slachtoffer 3] een grote impact gehad in de vorm van angst, slapeloosheid en het zich niet meer veilig voelen in hun eigen huis. Dat dit alles heeft plaatsgevonden volgt niet uit een enkele aangifte, maar uit de gedetailleerde en indringende aangiftes van beide slachtoffers, de getuigenverklaring van [slachtoffer 3], alsmede uit de door de aangevers aan de politie afgegeven brieven waarvan verdachte heeft erkend dat hij ze geschreven en aan (een van) slachtoffers heeft bezorgd.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat, gezien de indringendheid van de teksten en het handelen van verdachte alsook de frequentie waarmee verdachte contact zocht en handelde, mede bezien in het licht van de invloed daarvan op het leven van de slachtoffers, voldaan is aan de voor belaging vereiste stelselmatigheid en intensiteit.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-659485-13 onder 1 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Deze feiten zijn strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 03-659485-13 onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

belaging, meermalen gepleegd.

Deze feiten zijn strafbaar gesteld bij artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 03-659485-13 onder 3 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Deze feiten zijn strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de
forensisch psychiater J.K. Hartsis omtrent de geestvermogens van verdachte op 28 februari 2014 rapportage uitgebracht. Deze vermeldt, zakelijk weergegeven, het volgende:

Ter zake van feit 1 (03/659485-13)

Er zijn aanwijzingen dat betrokkene in enige mate ontremd, geagiteerd en paranoïde was en zich verheven boven anderen voelde, passende bij het thans vastgestelde manisch-psychotische beeld. Gezien het feit dat betrokkene ten gevolge van het psychiatrisch beeld minder goed in staat was om zijn agressieve impulsen te bedwingen wordt geadviseerd hem verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Gezien betrokkene verschillende gewelddadige antecedenten heeft, en niet handelde louter vanuit een manisch psychotische beleving, wordt betrokkene ter zake niet volledig ontoerekeningsvatbaar geacht. Vermoed wordt dat gewelddadig gedrag van betrokkene niet enkel een voortvloeisel is vanuit de vastgestelde bipolaire stoornis, maar deels anti sociaal gedrag betreft.

Ter zake van feit 2 primair (03/659485-13)

In diverse bronnen worden duidelijke aanwijzingen gevonden dat betrokkene verliefd was op zijn buurvrouw en in de waan verkeerde dat deze liefde wederzijds was en haar man deze romance in de weg stond. Uit zijn geschreven brieven blijkt dat hij in een andere (manisch-psychotische) realiteit leefde en daarbij ook ontremde seksuele toespelingen maakte en vreemd ontremd gedrag vertoonde, passend bij een manisch-psychotische toestand. Toen zijn buurvrouw bij herhaling niet in ging op zijn avances ging betrokkene zich meer dwingend en dreigend opstellen. Ook zijn er aanwijzingen voor paranoïde waanideeën. Hij had de indruk dat zijn aanvankelijk geliefde buurvrouw mensen tegen hem opzette en bij hem naar binnen liet gluren en zij een internetprostituee betrof. Zijn gedragingen leidende tot het ten laste gelegde worden geacht te zijn voortgekomen uit een langer sluimerende manisch psychotische toestand. Geadviseerd wordt om betrokkene ten aanzien van dat ten
laste gelegde feit ontoerekeningsvatbaar te achten.
Ter zake van feit 3 (03/659485-13) heeft deze deskundige geen advies uitgebracht.
Door de
gezondheidszorgpsycholoog C. Moerlandis omtrent de geestvermogens van verdachte op 28 februari 2014 een rapportage uitgebracht. Deze vermeldt, zakelijk weergegeven, het volgende:
Er waren sterke aanwijzingen dat betrokkene in de loop van het onderzoek in toenemende mate de grip op de realiteit is verloren en in toenemende mate achterdochtig en manisch is geworden. Naar alle waarschijnlijkheid is er een oorzakelijk verband tussen de manisch-psychotische toestand van betrokkene en (vooral) de hem in tweede instantie ten laste gelegde feiten (het hof begrijpt: feit 1 en feit 2 primair en feit 3, parketnummer 03/659485-13). Aannemelijk is dat de vanuit de anti sociale persoonlijkheidskenmerken voortkomende neiging tot grensoverschrijdend, agressief gedrag werd versterkt en ontremd door de manisch psychotische toestand en mogelijk mede door toedoen van middelengebruik. Op 22 november (het hof begrijpt: 22 november 2013) is betrokkene naar alle waarschijnlijkheid wel manisch psychotisch; het grensoverschrijdende gedrag jegens zijn buurvrouw, dat hij dan al enige tijd vertoont neemt dan bizarre vormen aan. Hij heeft dan een erotomane waan ontwikkeld. Derhalve zou hij voor feit 2 primair betreffende het grensoverschrijdende gedrag jegens zijn buurvrouw en voor het vernielen van haar ruit ontoerekeningsvatbaar kunnen worden beschouwd. Bij de andere feiten (het hof begrijpt: feiten 1 en 3) staat het bizarre minder duidelijk op de voorgrond en gaat het vooral om agressief ontremd gedrag, zodat betrokkene hier sterk verminderd toerekeningsvatbaar voor zou kunnen worden beschouwd.
Het hof neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen voor wat betreft de volledige ontoerekeningsvatbaarheid ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde over en maakt die tot de zijne.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 overweegt het hof als volgt.
De onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten betreffen feiten die direct zijn gerelateerd aan feit 2: de belaging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] over een periode van ongeveer anderhalf jaar.
Feit 1 ontstond nadat [slachtoffer 1] met een vriend bij haar woning was aangekomen en verdachte contact had gemaakt met [slachtoffer 1]. Feit 3 speelde zich af direct nadat verdachte een voordeurruit bij [slachtoffer 1] had ingeslagen en [slachtoffer 1] daarop de politie had gealarmeerd. Deze feiten dienen derhalve te worden bezien in het kader van de onder 2 bewezen verklaarde belaging en de daarbij door de deskundigen geconstateerde psychische stoornis. Het hof is van oordeel dat deze psychische stoornis ook de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten geheel dan wel overwegend heeft beheerst, zodat verdachte, anders dan door de genoemde deskundigen geadviseerd, eveneens ten aanzien van deze feiten wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Het hof zal verdachte dan ook ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.
Op te leggen maatregel
Verdachte heeft zijn buurvrouw en haar echtgenoot over een periode van ongeveer anderhalf jaar belaagd. Dit heeft een enorme inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en is als zeer bedreigend ervaren. Daarnaast heeft verdachte meerdere personen bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Deze belaging en de bedreigingen hebben bij de slachtoffers hevige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Naar oordeel van het hof bestaat er gevaar voor recidive en vormt verdachte een gevaar voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Daartoe overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen enkel inzicht getoond in de strafwaardigheid van zijn daden en in de uitwerking die zijn daden op de slachtoffers hebben gehad.
In dit verband rapporteerde de psychiater voornoemd - zakelijk weergegeven – het volgende:
De kans op geweldsrecidive wordt op basis van het klinisch oordeel en een risico-taxatie instrument ingeschat als hoog. Op basis van een klinisch oordeel wordt de kans hoog geschat dat bij voortduren van het manisch psychotische beeld betrokkene inbreuk zal plegen op de persoonlijke levenssfeer van mensen in zijn omgeving. Het manisch psychotische beeld maakt dat een klinische behandeling is geïndiceerd. Geadviseerd wordt om betrokkene op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht klinisch te laten behandelen op een forensisch psychiatrische afdeling.
De psycholoog voornoemd rapporteerde hieromtrent - zakelijk weergegeven - als volgt:
Het geheel overziend kan men stellen dat op grond van bovenvermelde risicofactoren er een aanzienlijk verhoogde kans is op herhaling. Het is van groot belang dat betrokkene de komende tijd klinisch wordt behandeld, zo mogelijk in een forensische setting vanwege zijn soms heftige agressie en moeilijke beheersbaarheid. Daarbij zal hij in eerste instantie zo goed mogelijk moeten worden ingesteld op (anti psychotische) medicatie, wellicht in depotvorm, teneinde zijn psychische stabiliteit te verbeteren.
Een gedwongen kader is hierbij van groot belang, vanwege de beperkte behandelmotivatie van betrokkene. Gezien betrokkenes agressieve bejegening is het raadzaam een plaatsing op een forensisch Psychiatrische Afdeling (de FPA van Mondriaan te Heerlen bijvoorbeeld) of in een forensisch Psychiatrische Kliniek te realiseren in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de (maximale) termijn van een jaar.
Gelet op het voorgaande is voor het hof komen vast te staan dat verdachte gevaarlijk is voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Het hof zal met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht gelasten dat verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van een jaar.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 en 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 364,25, te weten €300,-- immateriële schade en € 64,25 aan materiele schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 03-659485-13 onder 3 bewezenverklaarde
handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Blijkens de bij het voegingsformulier gevoegde verklaring van de benadeelde partij heeft de bedreiging veel indruk op hem gemaakt en gevoelens van angst veroorzaakt.
Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor wat betreft de gevorderde materiele schade (kapotte handschoenen) stelt het hof vast dat deze schade niet rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De schade is veroorzaakt door het inslaan van een ruit bij de aanhouding van verdachte naar aanleiding van het bewezen verklaarde feit, niet door het feit zelf. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet worden ontvangen in het kader van het strafproces.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (schadevergoedingsmaatregel)
Verdachte wordt ontoerekeningsvatbaar geacht voor alle bewezen verklaarde feiten, dus ook voor het onder 3 bewezen verklaarde. In dat geval kan volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad wel de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen, doch niet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. In het geval van ontslag van alle rechtsvervolging is immers geen sprake is van een veroordeling, terwijl art. 36f lid 1 (oud) van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel de eis stelt van een veroordeling bij rechterlijke uitspraak ter zake van een strafbaar feit.
Sinds 1 januari 2014 (de datum van inwerkingtreding van de Wet conservatoir beslag slachtoffers, wet van 26 juni 2013, Stb. 2013, 278) is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ook mogelijk aan een verdachte “aan wie bij rechterlijke uitspraak een maatregel of een last als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd” (aldus de wetswijziging in art. 36f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht). Nu dit echter een ná het onderhavige delict - begaan op 22 oktober 2013 - in werking getreden wijziging in het sanctierecht is, die in het nadeel is van de verdachte, heeft deze geen terugwerkende kracht en is deze niet van toepassing op delicten gepleegd vóór 1 januari 2014.
Het hof zal aan verdachte dan ook niet een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 37, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-659357-13 ten laste gelegde, waarvan deel uitmaakt de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 04-247810-12.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-659485-13 onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart in de zaak met parketnummer 03-659485-13 onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast
de plaatsing van de verdachte in een forensisch psychiatrisch ziekenhuisvoor een termijn van
1 (één) jaar.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Mes
  • 1 STK Tuingereedschap, riek.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-659485-13 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro)ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 1 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N.J.M. Ruyters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.