Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1],wonende te [woonplaats],,
[appellante 2.],wonende te [woonplaats],,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 204847/HA ZA 10-76)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Ik meen dat er aanleiding is voor het vragen van pleidooi. Op de eerste plaats kan op die wijze worden vermeden dat [appellanten] aan een eventuele aansprakelijkheidsprocedure tegen mr. [advocaat 2.] tevens ten grondslag legt dat mr [advocaat 2.] tekort zou zijn geschoten in de behandeling van het hoger beroep. Op de tweede plaats bestaan inhoudelijke argumenten voor het vragen van pleidooi, In het bijzonder lijkt het mij raadzaam om bij pleidooi gestructureerd en zo mogelijk met stukken onderbouwd de verwijten van de verhuurder aan de familie [appellanten] te weerleggen (…)’.
‘(…) de appèlrechter is in zijn taak beperkt tot de dagvaarding in hoger beroep en door de door partijen naar voren gebrachte grieven tegen het bestreden vonnis. De behandeling in hoger beroep wordt door de grieven bepaald. De appèlrechter mag niet meer letten op nieuwe grieven die eerst bij pleidooi zijn aangevoerd (…) Het vorenstaande heb ik in overigens minder technische bewoordingen eveneens met u besproken’. Hierna hebben [appellanten] c.s. op 10 juli 2003 op het kantoor van mr. [geïntimeerde] de concept-pleitnota besproken.