26.Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 6 juni 2014, voor zover inhoudende als – zakelijk weergegeven – bevindingen en/of conclusies van ing. M.J. van der Scheer, NFI-deskundige forensisch bloedspoorpatroononderzoek, en dr. I.E.P.M. Blom, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA (los in het dossier opgenomen rapport):
SIN
Omschrijving
AADX2583NL
Referentiemonster bloed van het slachtoffer [N] (geboren op [geboortedatum N] 1979)
RAAP70005NL
Referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte [verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1960)
(p. 8-9/24)
Bloedspoortjes
Op zowel de voor- als achterzijde zijn in totaal drie bolvormige bloedspoortjes aangetroffen van kleiner dan 0,5 mm in doorsnede. Tevens zijn verspreid over met name de linkervoorzijde van de jas verschillende bloedspoortjes zonder een dergelijke vorm aangetroffen. Deze bloedspoortjes vertonen nagenoeg alle een ietwat gelig uiterlijk. Dit kan duiden op vermenging met ander biologisch celmateriaal. In het licht van met name het geconstateerde inschotletsel B en de hieraan gerelateerde letsels A en G, alle in het hoofd van het slachtoffer, zijn de bolvormige bloedspoortjes als AAFB1756NL#06 tot en met #08 veiliggesteld voor een DNA- en RNA-onderzoek. Voor de genoemde letsels wordt verwezen naar het NFI-deskundigenrapport ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ van 13 februari 2012. Vervolgens is van verschillende locaties een selectie bloedspoortjes met doorsnedes van 2 mm of kleiner als AAFB1756NL#09 tot en met #15 eveneens veiliggesteld voor een DNA- en RNA-onderzoek.
Bebloede gebieden
Ter hoogte van de linkeroksel (voor- en achterpand) en halverwege de linkermouw (voor- en achterzijde) zijn gebieden met contactsporen van bloed aangetroffen. Uit het gebied aan de achterzijde van de linkeroksel is bij het eerdere onderzoek een deel van het bloed als AAFB1756NL#05 veiliggesteld. Vanaf de linkermouw is eerder een deel van het bloed als AAMFB1756NL#04 veiliggesteld. Beide gebieden zijn aanvullend geheel bemonsterd en respectievelijk als AAFB1756NL#17 en #18 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Nader onderzoek
Op grond van de eerste resultaten van het DNA-onderzoek aan de bemonsteringen AAFB1756NL#06 tot en met #18 is besloten verspreid over de jas enkele bloedspoortjes nader veilig te stellen. Hierbij zijn drie bloedspoortjes als AAFB1756NL#19 tot en met #21 veiliggesteld. Tevens zijn delen van bloedspoortjes veiliggesteld als AAFB1756NL#22 tot en met #24. Genoemde bloedspoortjes zijn veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
(p. 16/24)
Interpretatie van de onderzoeksresultaten
Contactsporen van bloed
Van de jas zijn in een eerder stadium drie delen van bloed als AAFB1756NL#03, #04 en #05 veiliggesteld. Deze bemonsteringen bevinden zich elk in een gebied met bloed van variërende grootte. Deze gebieden betreffen contactsporen van bloed die zijn ontstaan door (bewegend) contact met een bebloed object en/of bebloede persoon.
Bloedspoortjes
Verspreid over de jas zijn bloedspoortjes aangetroffen van zeer geringe grootte (circa 2 mm en kleiner).
(p. 17-18/24)
Conclusie
De raadsheer-commissaris mr. A.M.G. Smit heeft op 18 februari 2014 verzocht om een bloedspoorpatroononderzoek uit te voeren. Hierbij zijn de volgende vragen gesteld:
‘Zijn – in het licht van de stelling van de verdediging dat in het hierna te noemen scenario veel meer bloed van het slachtoffer op de jas van de schutter zou worden verwacht dan de gerapporteerde drie bloedsporen – de op de jas [AAFB1756NL] aangetroffen bloedsporen verenigbaar met het scenario dat de schutter, drager van de jas, mogelijk zittend op de passagiersstoel in de auto van het slachtoffer [N], op korte afstand 6 tot 8 kogels heeft afgevuurd in de richting van het slachtoffer [N] die op de bestuurdersstoel zat, gegeven het letsel van het slachtoffer [N]. (…)’
Op grond van de resultaten van het bloedspoorpatroononderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
Nadat de vragen van het Gerechtshof op 27 januari 2014 zijn ontvangen is het NFI-dossier in deze zaak bestudeerd. Hierbij bleek de jas AAFB1756NL niet uitputtend te zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Door de verdediging is gesteld dat indien de verdachte in de auto van het slachtoffer 6 tot 8 kogels op het slachtoffer zou hebben afgevuurd, de jas van de verdachte onder een riante hoeveelheid bloed moet hebben gezeten, terwijl slechts drie bloedsporen zijn aangetroffen. Op grond van de stelling van de verdediging is geadviseerd de jas AAFB1756NL van de verdachte uitputtend te onderzoeken op de aanwezigheid van bloed voorafgaand aan het beantwoorden van de door het Gerechtshof gestelde vragen.
De jas is uitputtend onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Bij dit onderzoek zijn met het blote oog en microscopisch verspreid over met name de linkerzijde van het voorpand en de voorzijde van de rechtermouw verschillende bloedsporen aangetroffen.
Op de ontvangen foto’s van de wijze waarop het slachtoffer in de auto is aangetroffen is zichtbaar dat enkele letsels niet door de kleding zijn afgedekt. Enkele hiervan bevinden zich in het hoofd. Gezien de aard van het letsel kan naast bloed ook hersenmateriaal vrijkomen ten tijde van het schietproces. Dit materiaal kan zich evenals naast bloed verspreiden in de auto en op daar aanwezige personen. Nagenoeg alle aangetroffen bloedspoortjes vertonen een ietwat gelig uiterlijk. Daarom is besloten om een deel van de geselecteerde bloedsporen naast een DNA onderzoek eveneens aan een RNA-onderzoek te onderwerpen.
(p. 19/24)
DNA-onderzoek
De veiliggestelde bloedsporen AAFB1756NL#06 tot en met #24 van de jas zijn onderworpen aan een DNA- onderzoek.
(p. 21/24)
RNA-onderzoek
Bij het isoleren van het DNA uit de bemonsteringen AAFB1756NL#06 tot en met #24 is ook het RNA uit deze bemonsteringen veiliggesteld. Hierdoor is het mogelijk om, als de resultaten van het DNA-onderzoek daar aanleiding toe geven, met behulp van RNA-onderzoek een nader onderzoek naar de aard van het aanwezige celmateriaal in deze bemonsteringen uit te voeren.
(p. 22/24)
Resultaten, interpretatie en conclusie DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel/ celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
Complexe DNA-mengprofielen ALLEEN vergeleken met het DNA-profiel van het slachtoffer [N] AADX2583NL
AAFB1756NL#12, #13, #15, #17, #21, #22, #24
(onvolledige) DNA-mengprofielen
Slachtoffer [N] niet uit te sluiten
Niet berekend gezien de overige resultaten
DNA-profielen vergeleken met de in tabel 2 vermelde DNA-profielen van personen
AAFB1756NL#08
DNA-profiel van een man
Slachtoffer [N]
kleiner dan één op één miljard
AAFB1756NL#18
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
Slachtoffer [N] en verdachte [verdachte]
vooralsnog niet berekend
(p. 23/24)
Resultaten, interpretatie en conclusie RNA-onderzoek
Op basis van de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat de aanwezigheid van celmateriaal dat afkomstig is van het slachtoffer [N] in de bemonsteringen AAFB1756NL#08, #12, #13, #15, #17, #18, #21, #22 en #24 niet kan worden uitgesloten. Een selectie van deze bemonsteringen (AAFB1756NL#08, #17, #18 en #22) zijn onderworpen aan een onderzoek naar de aard van het aanwezige celmateriaal met behulp van ‘RNA-orgaantypering’.
Van het RNA in de bemonsteringen AAFB1756NL#08, #17, #18 en #22 zijn RNA-profielen verkregen die passen bij de aanwezigheid van hersenweefsel, huidcellen en bloed in deze bemonsteringen.
Van het DNA in de bemonstering AAFB1756NL#08 is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [N]. Dit betekent dat deze bemonstering hersenweefsel, huidcellen en bloed bevat dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer [N].
Van het DNA in de bemonsteringen AAFB1756NL#17, #18 en #22 zijn DNA-mengprofielen verkregen. Dit betekent dat in deze bemonsteringen celmateriaal aanwezig is van meerdere personen, waarbij de aanwezigheid van celmateriaal dat afkomstig is van het slachtoffer [N] niet kan worden uitgesloten. Omdat het slachtoffer [N] door het hoofd geschoten is, en omdat het DNA-profiel van het slachtoffer matcht met de DNA-mengprofielen van het celmateriaal in de bemonsteringen AAFB1756NL#17, #18 en #22 en onder de aanname dat de andere donoren levende personen betreffen bevatten deze bemonsteringen hersenweefsel dat afkomstig kan zijn van [N]. Daarnaast is in deze bemonsteringen mogelijk eveneens huidcellen en/of bloed aanwezig dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer [N], vermengd met huidcellen en/of bloed van minimaal één of meerdere andere personen.