De persoonlijke problematiek van de kinderen
Uit de inhoud van de stukken is gebleken dat er bij [zoon 2] sprake is van een leerachterstand van twee jaar en dat hij te kampen heeft met een spraak/taalprobleem. [zoon 2] heeft tijdens het kinderverhoor verklaard dat hij thans in groep acht zit van ‘De Sleutel’, een reguliere basisschool, dezelfde school die hij vorig jaar heeft bezocht. De raad heeft in het rapport van mei 2014 vastgesteld dat [zoon 2] zich thuis en op school een lieve, leuke, spontane en rustige jongen toont die vooruit gaat in zijn ontwikkeling en waarbij er gedragsmatig geen problemen zijn.
Ten aanzien van [zoon 1] geldt dat uit de stukken is gebleken dat hij kenmerken vertoont van een pervasieve ontwikkelingsstoornis/autisme en dat hij functioneert op licht verstandelijk tot beneden gemiddeld niveau. Uit het raadsrapport van mei 2014 blijkt voorts dat [zoon 1] zich goed ontwikkelt en dat hij uitblinkt in zijn praktische handigheid op technisch gebied. Hij heeft wel een duidelijke en voorspelbare opvoedingsomgeving nodig waarin hij, indien nodig, begrensd wordt.
Het hof overweegt dat er inderdaad sprake is van kindeigen problematiek bij de kinderen, maar daar staat tegenover dat de moeder, naar het oordeel van het hof, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in het vrijwillig kader in staat is de vereiste hulpverlening te organiseren. De stichting heeft ter zitting van het hof verklaard dat de ouders de problematiek bij beide kinderen erkennen en dat de moeder hiervoor actief hulp heeft gezocht. [zoon 1] volgt inmiddels speciaal onderwijs en hij wordt vanuit zijn school, ‘De Beemden’, begeleid door een psycholoog, een psychiater en een orthopedagoog. [zoon 2] volgt regulier onderwijs en gaat in verband met zijn taalproblemen wekelijks naar een logopediste. Door de stichting is niet betwist dat de moeder erop toeziet dat [zoon 2] het extra huiswerk maakt dat hem vanwege zijn problematiek wordt opgedragen. Zoals ook door de stichting is geconstateerd, heeft de moeder het beste voor met [zoon 1] en [zoon 2]. Voorts neemt het hof in aanmerking dat door beide scholen geen bijzonderheden inzake het gedrag en/of de leerprestaties van beide kinderen zijn gesignaleerd en dat de raad in het rapport van mei 2014 evenmin concrete zorgen over de kinderen heeft.
Voorts overweegt het hof dat voldoende aannemelijk is geworden dat de weigering van de moeder om bepaalde papieren te ondertekenen voornamelijk is te herleiden naar de onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Door de taalachterstand begrijpt zij onvoldoende waarvoor zij haar handtekening moet plaatsen. Hoewel het hof zich kan indenken dat de moeder zich daarom terughoudend opstelt wanneer door de stichting haar handtekening wordt gevraagd, wijst het hof de moeder erop dat het haar eigen verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat zij de in de Nederlandse taal opgestelde documenten begrijpt en, indien nodig, dat zij een derde benadert haar te helpen indien de Nederlandse taal een belemmering vormt. Haar absolute weigering om iets te ondertekenen kan het belang van de kinderen schaden.
Het hof heeft vertrouwen dat de moeder, gelet op de reeds door haar ingeschakelde hulp, vrijwillig en zelfstandig, buiten het kader van de ondertoezichtstelling, een hulpvraag kan stellen en op meerdere gebieden in het belang van [zoon 1] en [zoon 2] passende hulpverlening kan continueren, dan wel kan inschakelen.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat ook de persoonlijke problematiek van de kinderen niet langer grond kan zijn om de ingrijpende maatregel van ondertoezichtstelling te rechtvaardigen.