ECLI:NL:GHSHE:2014:426

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
HD 200.137.557_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een beperkte gemeenschap tussen twee broers met gezamenlijke exploitatie van panden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van een beperkte gemeenschap tussen twee broers die gezamenlijk panden hebben geëxploiteerd. De zaak is ontstaan uit een incident tot voeging, waarbij de appellant, wonende in Thailand, verzocht om de onderhavige zaak te voegen met een andere aanhangige zaak. De appellant stelde dat er sprake was van verknochtheid tussen de twee procedures, omdat de feitelijke en juridische geschilpunten identiek waren. De geïntimeerde daarentegen maakte bezwaar tegen de voeging, omdat dit de doorlooptijd van zijn zaak zou vertragen en hij daardoor niet over hem toekomende gelden kon beschikken.

Het hof oordeelde dat de gevraagde voeging kon worden bevolen, omdat de zaken met elkaar verknocht waren. De geïntimeerde had geen feiten aangedragen die de afwijzing van de voeging zouden rechtvaardigen. Het hof wees de vordering tot voeging toe en hield de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van de appellant, terwijl de andere hoofdzaak werd aangehouden tot de zaak voor beraad partijen stond.

De uitspraak werd gedaan op 18 februari 2014 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen. Het hof hield iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de procedure nog niet definitief was afgerond en verdere stappen in de toekomst moesten worden ondernomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.137.557/01
arrest van 18 februari 2014
gewezen in het incident tot voeging in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats], Thailand,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. H.C. Ingelse te Maastricht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens te Roosendaal,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 november 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, gewezen vonnis van 6 november 2013 tussen appellant – [appellant] – als eiser in conventie, verweerder in reconventie en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 263033 HA ZA 13-298)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van deze procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie in het incident van [appellant] d.d. 26 november 2013;
- de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde] d.d. 10 december 2013.
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[appellant] heeft het hof verzocht de onderhavige zaak met de eveneens bij het hof (onder zaaknummer HD 200.121.562/01) aanhangige zaak tussen [appellant] en [geïntimeerde] te voegen. [appellant] stelt hiertoe dat, hoewel het bestreden vonnis in de onderhavige zaak niet hetzelfde vonnis is in de andere zaak, toch sprake is van verknochtheid omdat het hier om twee procedures tussen dezelfde partijen gaat als waarvan beroep en de feitelijke en juridische geschilpunten identiek zijn, althans een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken in beide zaken wenselijk is en dubbel werk kan worden voorkomen.
3.2.
[geïntimeerde] heeft tegen de voeging bezwaar gemaakt en stelt dat gelet op de doorlooptijden van zaken bij het hof de afdoening van de zaak HD 200.121.562/01 ernstig wordt vertraagd. Hierdoor wordt hij in zijn belang geschaad aangezien hij tot die tijd niet over hem toekomende gelden, circa € 16.000,00, kan beschikken.
3.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 353 lid 1 Rv in verbinding met artikel 222 Rv kan de gevraagde voeging worden bevolen, nu naar het oordeel van het hof de hiervoor genoemde zaken met elkaar verknocht zijn. [geïntimeerde] stelt dat hij bij voeging in zijn belang wordt geschaad omdat hij tot die tijd niet over de hem toekomende gelden kan beschikken, maar het hof kan hem in zoverre niet volgen. Het hof begrijpt dat [geïntimeerde] hiermee het aan hem toebedeelde gedeelte bedoelt van het bij notaris [notaris] berustende depot. De rechtbank Limburg heeft in het vonnis van 23 januari 2013 immers bepaald dat aan [geïntimeerde] een bedrag van € 15.130,73 toekomt en uitbetaald dient te worden, waarbij aan de notaris tevens een machtiging is gegeven om uit te betalen. Deze beslissing is tevens uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit heeft tot gevolg dat [geïntimeerde] wél over de op grond van dat vonnis toebedeelde gelden kan beschikken en zal hij derhalve niet worden geschaad in zijn belang indien de zaken zullen worden gevoegd.
Nu [geïntimeerde] voor het overige geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die ertoe zouden moeten leiden dat het hof de incidentele vordering tot voeging zou moeten afwijzen, wijst het hof de vordering tot voeging toe.
3.4.
Het hof zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak.
In de hoofdzaak HD 200.137.557/01
3.5.
Deze zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van [appellant]. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
In de hoofdzaak HD 200.121.562/01
3.6.
Omdat beide zaken thans procedureel ongelijk lopen heeft dit tot gevolg dat de zaak HD 200.121.562/01, die thans voor beraad partijen staat, telkens zal worden aangehouden totdat de zaak HD 200.135.557/01 op de rol staat voor beraad partijen. Hoewel partijen op verzoek van het hof zich bij akte hebben uitgelaten over doorhaling van deze zaak in afwachting van de eventueel gevoegde zaak, zal het hof uit praktische overwegingen de zaak niet doorhalen maar aanhouden.
De onderhavige zaak wordt dan ook naar de rol verwezen voor beraad partijen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak (zaaknummer HD 200.137.557/01) met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer HD 200.121.562/01 tussen [appellant] als appellant in principaal appel en geïntimeerde in incidenteel appel en [geïntimeerde] als geïntimeerde in principaal appel en appellant in incidenteel appel;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak HD 200.137.557/01:
verwijst de zaak naar de rol van 25 maart 2014 voor memorie van grieven aan de zijde van [appellant];
in de hoofdzaak HD 200.121.562/01:
verwijst de zaak naar de rol van 25 maart 2014 voor beraad partijen, met dien verstande dat dit beraad dient te wachten tot dat de zaak HD 200.135.557/01 voor beraad partijen staat;
in beide zaken:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 februari 2014.