ECLI:NL:GHSHE:2014:4336

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
HD 200.108.394_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere arresten in civiele huurzaken met betrekking tot huurpenningen en contractuele verplichtingen

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 oktober 2014, gaat het om een verzet tegen eerdere arresten in een civiele procedure. De appellanten, bestaande uit een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, hebben verzet aangetekend tegen de arresten van 29 januari 2013, 21 mei 2013 en 4 maart 2014. Deze arresten betroffen onder andere de niet-ontvankelijkheid van de geïntimeerde in zijn hoger beroep en de voortzetting van een huurovereenkomst. De zaak is aanhangig gemaakt door middel van een exploot van 17 april 2014, waarin de appellanten verzet hebben gedaan tegen de eerder gewezen arresten.

De eerdere arresten hebben betrekking op de huurovereenkomst van een pand, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd en dat de appellanten verplicht waren om achterstallige huurpenningen te voldoen. De appellanten hebben in hun verzet ook incidentele vorderingen ingesteld, maar hebben een van deze vorderingen ingetrokken. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van de appellanten, waarbij de ontvankelijkheid in het verzet aan de orde zal komen.

De beslissing van het hof houdt in dat partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het verzet. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de uiteindelijke uitkomst van de zaak nog niet is vastgesteld. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.108.394/02
arrest van 21 oktober 2014
gewezen in de zaak van
V.O.F. [X.]",gevestigd te [plaats],
[appellant 2],wonende te [plaats],
[appellante 3],wonende te [plaats],
hierna te noemen: respectievelijk de v.o.f., [appellant 2] en [appellante 3],
tezamen: [appellanten],
opposanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. V.E.J. Noelmans te Heerlen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: [geïntimeerde],
geopposeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. Y.J.M.L. Dijk te Roermond,
op het bij exploot van 17 april 2014 ingeleide verzet tegen de op 29 januari 2013, 21 mei 2013 en 4 maart 2014 onder zaaknummer HD 200.108.394/01 gewezen arresten van dit hof tussen [appellanten] als geïntimeerde en [geïntimeerde] als appellant.

1.De arresten van 29 januari 2013, 21 mei 2013 en 4 maart 2014

Bij genoemd arrest van 29 januari 2013 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [geïntimeerde] en iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij genoemd arrest van 21 mei 2013 heeft het hof [geïntimeerde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen het tussenvonnis van de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Roermond, van 6 september 2011, en [geïntimeerde] toegelaten in contra-enquête de genoemde getuigen te doen horen met betrekking tot de door de kantonrechter bij vonnis van 18 oktober 2011 aan [appellanten] verstrekte bewijsopdracht.
Bij genoemd arrest van 4 maart 2014 heeft het hof voor recht verklaard dat de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, gelegen aan de [adres 1] te [plaats], niet rechtsgeldig door opzegging of een andere wijze van beëindiging is geëindigd tegen 1 juli 2010 en dat de huurovereenkomst voortduurt tot en met
30 juni 2014 dan wel tot en met de (bedoeld zal zijn: eerdere) datum waarop de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd en [appellanten] veroordeeld – uitvoerbaar bij voorraad – :
  • om aan [geïntimeerde] te voldoen de achterstallige huurpenningen van € 1.785,- per maand vanaf 1 juli 2010 tot en met deze maand waarin het hof arrest wijst, rekening houdend met de in artikel 4.5 van de huurovereenkomst overeengekomen jaarlijkse indexering en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de afzonderlijke vervaldata tot en met de dag der algehele voldoening;
  • om aan [geïntimeerde] te voldoen de contractuele boete van 2% van het verschuldigde per maand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt met een minimum van € 300,- per maand, over de afzonderlijke achterstallige huurpenningen vanaf 1 juli 2010 tot en met deze maand waarin het hof arrest wijst, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW;
  • om aan [geïntimeerde] te voldoen de resterende huurpenningen vanaf deze maand waarin het hof arrest wijst tot en met 30 juni 2014, daarbij rekening houdend met de in artikel 4.5 van de huurovereenkomst overeengekomen jaarlijkse indexering;
  • om aan [geïntimeerde] te voldoen de contractuele boete van € 250,- per dag dat zij in overtreding zijn in verband met het niet nakomen van de exploitatieverplichting vanaf 1 juli 2010 tot aan de dag van betekening van dit arrest, althans tot 1 juli 2014;
  • om aan [geïntimeerde] te voldoen de kosten voor vervanging van de watermeter ter hoogte van
  • om aan [geïntimeerde] te voldoen de kosten voor het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag ter hoogte van € 341,- en de kosten van de deurwaarder tot het leggen van conservatoir beslag ter hoogte van € 262,10;
  • in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op de dag van het arrest aan de zijde van [geïntimeerde] zijn begroot op € 238,26 aan verschotten en
en het meer of anders gevorderde afgewezen.

2.Het geding in verzet

2.1.
[appellanten] heeft bij exploot van dagvaarding van 17 april 2014 verzet gedaan van de genoemde arresten van het hof en tevens twee incidentele vorderingen ingesteld. Bij bericht van 24 april 2014 heeft [appellanten] de incidentele vordering, [geïntimeerde] te veroordelen nader aangeduide stukken aan [appellanten] te doen toekomen, ingetrokken.
2.2.
[geïntimeerde] heeft geen antwoordconclusie in het incident genomen.
2.3.
[appellanten] heeft arrest gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

3.1.
De arresten waarvan [appellanten] verzet heeft gedaan, zijn arresten die op
tegenspraak zijn gewezen. Immers: nadat tegen [appellanten] als geïntimeerde verstek was verleend wegens het niet voldaan hebben van het griffierecht, heeft [appellanten] op
7 augustus 2012 alsnog het griffierecht voldaan, waardoor de gevolgen van het verleende verstek zijn vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten (artikel 142 Rv). Hieruit volgt dat de na zuivering van het verstek gewezen arresten op tegenspraak gewezen arresten zijn, ook al is het hof er bij het wijzen van de arresten van uitgegaan dat [appellanten] niet was verschenen; vergelijk HR 15 oktober 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1094. Uit artikel 143 Rv lijkt dan te volgen dat verzet tegen de arresten niet openstaat.
3.2.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de
ontvankelijkheid in het verzet. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 4 november 2014 voor akte aan de zijde van
[appellanten] met het hiervoor onder 3.2. vermelde doel, waarna [geïntimeerde] in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en
M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
21 oktober 2014.