ECLI:NL:GHSHE:2014:4467

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
HD 200.139.522_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in hoger beroep over getuigenverhoor en exhibitieplicht in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een incident in hoger beroep dat is ingeleid door V.O.F. [appellante 1] en haar vennoten, [appellant 2] en [appellante 3], tegen Proximedia Nederland B.V., die tevens onder de naam BeUp handelt. De zaak is ontstaan uit een geschil over een vordering van Proximedia, die hoofdelijke veroordeling van [vestigingsplaats 2] vorderde tot betaling van een bedrag van € 4.861,64, inclusief rente en kosten, voortvloeiend uit een aantal facturen voor geleverde diensten. De rechtbank Oost-Brabant had in eerste aanleg de vordering van Proximedia grotendeels toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep door de appellanten.

In het incident vorderden de appellanten dat Proximedia de namen bekend zou maken van twee medewerkers die op 2 augustus 2011 een bezoek aan hen hadden gebracht, alsook van een derde medewerker die nadien een controle had uitgevoerd. De appellanten stelden dat zij deze medewerkers als getuigen wilden horen. Proximedia voerde verweer en stelde dat de vordering geen incidentele vordering betrof. Het hof oordeelde dat de vordering van de appellanten niet als een procesrechtelijk geschilpunt kon worden aangemerkt, maar als een materieel verweer dat in de bodemprocedure aan de orde moest komen.

Het hof wees de incidentele vordering van de appellanten af en veroordeelde hen in de proceskosten van het incident. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in incidenteel appel, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden. Dit arrest is op 28 oktober 2014 uitgesproken door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.139.522/01
arrest van 28 oktober 2014
gewezen in het incident in de zaak van

1.V.O.F. [appellante 1],gevestigd te [vestigingsplaats 1],

2.
[appellant 2], vennoot van appellante sub 1,wonende te [woonplaats],
3.
[appellante 3], vennoot van appellante sub 1,wonende te [woonplaats],
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. ing. P.M.A.C. van de Laak te Moergestel,
tegen
Proximedia Nederland B.V., tevens handelend onder de naam BeUp,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. J.R. Laoût te Baarn,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 november 2013 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen vonnis van 8 augustus 2013 tussen appellanten – [vestigingsplaats 2] – als gedaagden en geïntimeerde – Proximedia – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 877843 / 13-1829)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de “memorie van grieven tevens incidentele vordering tot het houden van een getuigenverhoor” met producties van [vestigingsplaats 2];
- de “memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van antwoord in het incident tevens memorie (vermeerdering) eis in incidenteel appel” met producties van Proximedia.
Hierna is bepaald dat in het incident arrest wordt gewezen.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Proximedia vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [vestigingsplaats 2] tot betaling van € 4.861,64, vermeerderd met rente en kosten. Voornoemd bedrag bestaat naast de hoofdsom van € 4.138,50, uit een bedrag van € 538,85 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 184,29 aan wettelijke rente. Genoemde hoofdsom betreft een tiental facturen ter zake van in opdracht en voor rekening van [vestigingsplaats 2] verrichte werkzaamheden c.q. aan [vestigingsplaats 2] verleende diensten vermeerderd met een verbrekingsvergoeding vanwege vroegtijdige ontbinding van de tussen Proximedia en [vestigingsplaats 2] gesloten overeenkomst.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van Proximedia grotendeels toegewezen, met hoofdelijke veroordeling van [vestigingsplaats 2] in de proceskosten.
3.2.
Vaststaat dat twee medewerkers van Proximedia, [medewerker Proximedia] en een jonge vrouw, van wie de naam bij [vestigingsplaats 2] niet bekend is, op 2 augustus 2011 een bezoek hebben gebracht aan [vestigingsplaats 2] Vaststaat voorts dat een derde medewerker van Proximedia na 2 augustus 2011 een controle heeft uitgevoerd bij [vestigingsplaats 2] De naam van deze derde medewerker is evenmin bekend bij [vestigingsplaats 2]
In het incident vorderen [vestigingsplaats 2] dat Proximedia wordt veroordeeld tot het bekendmaken aan [vestigingsplaats 2] van de namen van de jonge vrouw die de heer [medewerker Proximedia] vergezelde tijdens het bezoek aan [vestigingsplaats 2] op 2 augustus 2011 en de medewerker van Proximedia die nadien bij [vestigingsplaats 2] een controle heeft uitgevoerd. [vestigingsplaats 2] willen deze drie medewerkers van Proximedia als getuigen doen horen.
Proximedia heeft daar gemotiveerd verweer tegen gevoerd, dat hierna bij de beoordeling aan de orde komt.
3.3.
Proximedia heeft het verweer gevoerd dat het voorgaande geen incidentele vordering betreft. Dit verweer faalt. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kent geen gesloten systeem van incidentele vorderingen. Naast de in de relevante wet Rv geregelde incidentele vorderingen kan ook elke niet in Rv geregelde incidentele vordering worden ingesteld, en moet daarop volgens de wetgever door de rechter ook vooraf worden beslist “indien de zaak dat medebrengt” (art. 209 Rv). Zie Hoge Raad 2 maart 2012, LJN BU8176 en Hoge Raad 13 juli 2012, LJN BW4008.
3.4.
Het door [vestigingsplaats 2] opgeworpen incident betreft naar het oordeel van het hof geen vooral procesrechtelijk geschilpunt waarop vooraf moet en kan worden beslist in de relatief korte incidentele procedure, maar een materieel verweer tegen de ingestelde vordering waarop de bodemrechter in de meer uitgebreide bodemprocedure in de hoofdzaak behoort te beslissen. Het hof neemt daartoe in aanmerking de stelling van [vestigingsplaats 2] dat hen geen andere mogelijkheid ten dienste staat dan de onderhavige ‘incidentele vordering tot het houden van een getuigenverhoor’ om de feitelijke gang van zaken tussen partijen bloot te leggen.
3.5.
Het hof zal derhalve deze incidentele vordering van [vestigingsplaats 2] afwijzen, met veroordeling van [vestigingsplaats 2] in de proceskosten van het incident.
In de hoofdzaak
3.6.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord in incidenteel appel. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [vestigingsplaats 2] in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van Proximedia tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 632,-- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 9 december 2014 voor memorie van antwoord in incidenteel appel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 oktober 2014.