In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie die de man aan de vrouw dient te betalen voor hun minderjarige dochter. De man, appellant, verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 november 2013 te vernietigen, waarin de rechtbank had bepaald dat de man een bedrag van € 250,-- per maand aan de vrouw moest betalen. De man stelt dat hij in een eerder ouderschapsplan was overeengekomen om € 160,-- per maand te betalen, en dat deze afspraak niet met grove miskenning van de wettelijke maatstaven is gemaakt. De vrouw, verweerster, heeft in haar verweerschrift verzocht om de verzoeken van de man af te wijzen en om de man te veroordelen in de kosten van de procedure.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 september 2014 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. De man heeft twee grieven ingediend, waarbij hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet in de procedure is verschenen en dat de rechtbank het meest verstrekkende verzoek van de vrouw heeft toegewezen zonder dat hij zich daartegen had kunnen verweren.
Het hof oordeelt dat de man geen belang heeft bij grief 1, omdat hij wel degelijk in de procedure is verschenen, maar ervoor heeft gekozen geen verweer te voeren. Wat betreft grief 2 oordeelt het hof dat de rechtbank terecht het verzoek van de vrouw heeft toegewezen, omdat er geen duidelijke wanverhouding is tussen de overeengekomen alimentatie en de wettelijke maatstaven. Het hof concludeert dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat de afspraken in het ouderschapsplan zijn gemaakt met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Het verzoek van de vrouw tot wijziging van de kinderalimentatie wordt afgewezen, en de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de kinderalimentatie. De man mag de teveel betaalde kinderalimentatie verrekenen door een bedrag van € 100,-- per maand in mindering te brengen op de lopende alimentatietermijnen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.