Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De beoordeling
a) [appellante] is in 2006 bevriend geraakt met [geïntimeerde], kort voordat [appellante] in 2007 in een echtscheidingsprocedure met haar toenmalige echtgenoot verwikkeld raakte. Op 19 december 2007 is de echtscheiding uitgesproken, waarna de echtscheidingsbeschikking op 8 april 2008 in de registers van de burgerlijke stand is ingeschreven.
b) De heer [vriend van appellante] (hierna te noemen: [vriend van appellante]) is een vriend van [appellante]. [vriend van appellante] was vroeger goed bevriend met de echtgenoot van [geïntimeerde], de heer [echtgenoot geïntimeerde].
c) [appellante] heeft in 2006 kort na elkaar haar ouders en haar schoonouders verloren. Toen haar ouders overleden heeft zij een bankrekening op haar eigen naam geopend (nummmer [bankrekeningnummer]), waar het door haar geërfde geld op is gestort.
€ 3.850,--, € 10.000,-- € 3.500,--, € 1.500,-- en € 3.105,--. Omdat de ex-man van [appellante] weigerde alimentatie te betalen en [appellante] daardoor geen geld had om van te leven, ontstond het plan om geld van de gezamenlijke bankrekening (van [appellante] en haar ex-man, naar het hof begrijpt) af te halen. Dat geld zou [geïntimeerde] storten op een door haar op haar eigen naam geopende rekening bij de Rabobank te [vestigingsplaats], aldus [appellante].