ECLI:NL:GHSHE:2014:4680

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
HD 200.153.438_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde op grond van huurachterstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde op basis van huurachterstand. De verhuurder had eerder, op 5 september 2012, een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming afgewezen gekregen door de kantonrechter. Dit gebeurde omdat er een mogelijkheid was van verrekening van de huurvordering met een niet nader vastgestelde vordering van de huurder op de verhuurder uit hoofde van verbeurde dwangsommen. Nu vordert de verhuurder voor de tweede keer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming, ditmaal op basis van een huurachterstand van viereneenhalf jaar, waarvan de eerdere huurachterstand ook deel uitmaakt.

De huurder voert verweer en stelt dat de verhuurder niet opnieuw op dezelfde grondslag een vordering kan instellen. Het hof oordeelt echter dat de huurder niet heeft aangetoond dat hij na het eerdere vonnis daadwerkelijk de huurvordering heeft verrekend met zijn vordering uit hoofde van verbeurde dwangsommen. Bovendien is de huurachterstand, die ten grondslag ligt aan de huidige vordering, nog steeds aanwezig. Het hof concludeert dat de eerdere afwijzing van de vorderingen van de verhuurder niet meer van toepassing is, en dat er voldoende grond is voor ontbinding van de huurovereenkomst.

In het incident dat aan de hoofdzaak voorafging, heeft de huurder bevestigd dat de ontruiming van de woning heeft plaatsgevonden, maar stelt dat hij nog steeds belang heeft bij terugkeer in de woning. Het hof oordeelt echter dat, nu de huurder de woning heeft verlaten, er geen belang meer is bij de vordering in het incident. De vordering in het incident wordt afgewezen en de huurder wordt veroordeeld in de proceskosten. De hoofdzaak gaat verder met de memorie van antwoord.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.153.438/01
arrest van 11 november 2014
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg aan de Geul,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. R.Ph.E.M. Cratsborn te Meerssen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 23 september 2014 in het hoger beroep van het door de kantonrechter te Maastricht (rechtbank Limburg) onder nummer 2781712 CV EXPL 14-1543 gewezen vonnis van 16 juli 2014.

5.Het tussenarrest van 23 september 2014

Bij genoemd tussenarrest is de zaak naar de rol verwezen voor antwoordakte aan de zijde van [appellant] en is iedere verdere beslissing aangehouden.

6.Het verdere verloop van de procedure

[appellant] heeft een antwoordakte genomen, waarna is bepaald dat wederom arrest wordt gewezen.

7.De verdere beoordeling

In het incident
7.1.
Bij antwoordakte heeft [appellant] bevestigd, zoals door [geïntimeerde] bij antwoordmemorie in het incident gesteld, dat ontruiming van de woning - zij het onder uitdrukkelijk protest van [appellant] - inmiddels heeft plaatsgevonden. [appellant] voert aan dat hij en zijn gezinsleden tijdelijk elders onderdak hebben kunnen vinden, dat hij dat verblijf evenwel zonder meer kan beëindigen en dat hij daarom nog steeds (spoedeisend) belang heeft bij terugkeer in de woning en dus ook bij toewijzing van zijn vordering in het incident.
7.2.
Nu vaststaat dat [appellant] de woning inmiddels heeft ontruimd en verlaten, is (staking van de) tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis niet (meer) aan de orde. [appellant] heeft daarom naar het oordeel van het hof thans geen belang bij zijn vordering in het incident.
Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat toewijzing van de vordering in het incident op zichzelf - afgezien van de uitkomst van de hoofdzaak - er niet toe zou kunnen leiden dat [appellant] kan terugkeren in de woning. Bij de onderhavige beoordeling moeten de in het bestreden vonnis vervatte beslissingen (waaronder de uitgesproken ontbinding van de huurovereenkomst) en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen immers tot uitgangspunt worden genomen.
7.3.
Gelet op het voorgaande moet de vordering in het incident worden afgewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
7.4.
Op de rol is bepaald is dat de hoofdzaak doorloopt en dat de memorie van antwoord moet worden genomen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak naar de rol is verwezen voor het nemen van de memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M.
Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 november 2014.