3.8.Ter onderbouwing van haar voormelde stellingen heeft Wonen Zuid verwezen naar meerder producties, waaronder:
- de getuigenverklaring van [bovenbuurman], afgelegd bij de rechter-commissaris in strafzaken (het hof begrijpt: afgelegd in november 2011) in verband met een strafrechtelijk onderzoek jegens [appellante]. Het proces-verbaal van getuigenverhoor is door [appellante] overgelegd bij haar CvA/CvE. De getuige [bovenbuurman] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat [appellante] haar heeft mishandeld door te slaan en te schoppen en borstharen uit te trekken. Verder heeft [appellante] gedreigd met het opendraaien van de gaskraan, welke bedreiging werd geuit in het bijzijn van het (toen) twaalfjarige zoontje van [bovenbuurman]. Deze getuige heeft verder verklaard: ”
Op dit moment is de situatie hetzelfde als vorig jaar. Ik durf eigenlijk niet thuis te komen. Zo gauw ik thuis kom en ik loop in mijn woning, of ik ga stofzuigen dan begint ze weer. Ze gaat dan kloppen of ze zet de muziek heel hard, gaat schreeuwen of belt de politie.”;
- de getuigenverklaring bij dezelfde rechter-commissaris van [getuige] die verklaart getuige te zijn geweest van voormelde mishandeling en bedreiging en de verklaring van [bovenbuurman] bevestigt;
- de getuigenverklaring bij dezelfde rechter-commissaris van [wijkagent], wijkagent, die onder meer heeft verklaard:
”[appellante] heeft in het verleden meerdere keren meldingen van overlast gedaan. Die overlast zou veroorzaakt worden door omwonenden(…) Ik ben sinds anderhalf jaar wijkagent en ken [appellante] vanuit die hoedanigheid. De frequentie van overlastmeldingen door [appellante] verschilt heel sterk en varieert van 2 á 3 keer per week tot soms maanden niet. Ik heb in de genoemde periode meerdere keren geprobeerd om de overlastmeldingen van [appellante] te objectiveren. Ik heb onder andere met haar afgesproken dat ze meteen moest bellen als overlast was. Dat heeft ze om wat voor reden dan ook niet gedaan. Mevrouw [appellante] zal ongetwijfeld overlast ervaren, maar ikzelf heb die overlast nooit vastgesteld. Ik heb in de buurt geïnformeerd, er is nimmer een bevestiging gekomen van overlast. Een keer was er een meneer bij [appellante] die zei dat [appellante] gelijk had.
U vraagt mij wat ik bedoel met de opmerking op pagina 3 van het dossier inzake het steeds vaker in eigen hand nemen van het recht door [appellante]. Ik heb meerdere geprobeerd te bemiddelen. Het blijkt erg moeilijk afspraken te maken met [appellante]. Ze wordt steeds boos en ook steeds bozer. Ik heb geprobeerd haar hulpverlening in te krijgen. Dit lukt niet, omdat ze steeds afhaakt (…) Met het recht in eigen hand nemen bedoel ik dat het steeds bedreigender wordt. Ze zet haar bedreigingen eigenlijk kracht bij door met spullen te gaan gooien.”;
- de schriftelijke verklaring van [medewerker Wonen Zuid], verhuurmedewerker bij Wonen Zuid (productie 12 van Wonen Zuid) waarin deze onder meer verklaart:
“Vanuit Wonen Zuid hebben wij als eerste contact gezocht met Maatschappelijk werk in Kerkrade (Impuls). Betrokken personen zijn [medewerker Impuls], [medewerker Impuls] en [medewerker Impuls]. Herhaaldelijk bezocht mevrouw [appellante] deze personen op het hoofdkantoor van Impuls en iedere keer liep het dan met een hoop gescheld en getier af.
Hierna zijn wij met RIMO (ZMP) bij haar op bezoek geweest om mogelijk hulp te kunnen bieden. Betrokken persoon was [medewerker RIMO] (…) Zij is eenmaal binnen geweest en bij het tweede huisbezoek liet mevrouw [appellante] haar niet meer binnen.
Vanwege een melding van huiselijk geweld op het adres [het adres] ([de buren]) door mevrouw [appellante] is het Veiligheidshuis Kerkrade betrokken geraakt bij de zaak. Casus werd behandeld in aanwezigheid van [medewerker Veiligheidshuis] en [medewerker Veiligheidshuis] (Veiligheidshuis) [medewerker Impuls] (Impuls) [wijkagent] (politie Kerkrade) [medewerker gemeente] (gem. Kerkrade) en [medewerker Mondriaan] (Mondriaan). Na dit gesprek heeft Mondriaan een huisbezoek bij mevrouw [appellante] gedaan en er was een voorzichtig goed gesprek. Men verwees haar o.a. naar een psychiater in Kerkrade. Op de volgende bijeenkomst van genoemd gezelschap kwam er vanuit Mondriaan de melding dat men niet meer was binnengelaten voor een vervolggesprek.
Mevrouw [appellante] was 1 maal bij de psychiater geweest en ook daar niet meer verschenen.”;
- de e-mail van [medewerker Veiligheidshuis] van het Veiligheidshuis (productie 13 van Wonen Zuid) onder meer inhoudende:
“De zaak heeft het afgelopen jaar de aandacht van het Veiligheidshuis gehad. Hierbij is geprobeerd om feiten “hard” te maken rond het vermeend huiselijk geweld van het paar [de buren]. In het laatste overleg is geconcludeerd dat er geen feiten zijn of vermoedens van hg niet bevestigd zijn. Duidelijk is dat mw. [appellante] overmatig reageert op de handel en wandel van [de buurman]. Zij heeft hem als het ware tot haar mikpunt gemaakt.
Mw. [appellante] heeft vanuit VHK een aanbod voor hulp gekregen door middel van Vangnet. Medewerkers van Vangnet zijn diverse malen bij haar op gesprek geweest en proberen steeds opnieuw een ingang te vinden bij mw. [appellante]. Tot nu toe met het resultaat dat mw. [appellante] alle contacten afhoudt die niet verlopen zoals zij dat wil.”;
- de schriftelijke verklaring van de wijkmeester [wijkmeester] (productie 16 van Wonen Zuid) die regelmatig bij [appellante] thuis kwam vanwege haar klachten. Deze schriftelijke verklaring houdt in:
“Ik ben diverse keren bij mevrouw [appellante] geweest om allerlei uiteenlopende redenen. De laatste keer toen ik bij haar was heeft zij mij bedreigd, uitgescholden en met beide vuisten op mijn borstkas geslagen. Ik heb hier geen werk van gemaakt. Omdat ik niet wil dat de zaak escaleert als ik weer bij haar kom, heb ik besloten om niet meer zonder collega bij mevrouw [appellante] langs te gaan. Ze is erg onberekenbaar. De ene keer is ze vriendelijk en meegaand maar 5 minuten later kan ze je aanvallen. Ik denk dat mevrouw hulp nodig heeft.”