Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1],wonende te [woonplaats],
[appellante 2],wonende te [woonplaats], Zwitserland,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot een ongedaanmakingsvordering. De appellanten, de zusters [appellanten], hebben een legitieme portie opgeëist van [geïntimeerde], de tweede echtgenote van hun overleden vader. De heer [echtgenoot] is overleden op 9 augustus 1999, en de legitieme porties dienden te worden berekend volgens het recht dat gold vóór 1 januari 2003. De rechtbank te Amsterdam had eerder de legitieme portie vastgesteld en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de zusters. [geïntimeerde] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, en het Gerechtshof te Amsterdam heeft het vonnis vernietigd en een nieuw bedrag vastgesteld.
In het huidige hoger beroep is de kern van het geschil of de zusters [appellanten] recht hebben op terugbetaling van bedragen die zij van [geïntimeerde] hebben ontvangen, bovenop de legitieme portie die hen is toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de zusters meer hebben ontvangen dan waar zij recht op hebben, en dat de betalingen die [geïntimeerde] heeft gedaan, niet volledig zijn meegenomen in eerdere uitspraken. Het hof heeft de uitleg van eerdere arresten en vonnissen in overweging genomen en geconcludeerd dat de vordering tot ongedaanmaking niet kan worden afgewezen op basis van gezag van gewijsde.
De uitspraak van het hof bevestigt dat de zusters [appellanten] in de kosten van het principaal appel worden veroordeeld, terwijl [geïntimeerde] in de kosten van het incidenteel appel wordt veroordeeld. Het hof heeft de eerdere uitspraak bekrachtigd en verklaard dat deze uitvoerbaar is bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel cassatieberoep.