Het hof zal thans beoordelen of de onderhavige annuleringsbepaling oneerlijk is in de zin van de Richtlijn.
Vaststaat dat [appellanten] in casu de mogelijkheid hadden om te kiezen voor een offerte voor een lening van NN, waarbij zij geen annuleringskosten verschuldigd zouden zijn in het geval de lening of hypotheek niet daadwerkelijk tot stand zou zijn gekomen. In een dergelijke offerte was een hogere rente over de lening bedongen dan thans – in de door [appellanten] gekozen variant - is geoffreerd. Partijen hebben niet toegelicht om welk verschil in basisrente het dan zou gaan. Deze keuzemogelijkheid brengt echter naar het oordeel van het hof niet zonder meer met zich dat daarom elke inhoud van zo’n annuleringsbeding aanvaardbaar is. Ook in het geval van een keuzemogelijkheid kan een dergelijk annuleringsbeding oneerlijk in de zin van de Richtlijn zijn.
In het onderhavige geval brengt de acceptatie van de offerte mee dat de consument bij het niet afsluiten van de lening of het niet tot stand komen van de hypotheek altijd 1% van het in de offerte genoemde bedrag van de lening – in casu 1% van € 302.000,-- - verschuldigd is aan annuleringskosten. Dit is slechts anders indien de consument kan aantonen dat de koopovereenkomst is ontbonden of vernietigd of indien de consument is overleden. Zoals ook overwogen in het tussenarrest is genoemd percentage aan annuleringskosten niet gedifferentieerd naar gelang van de reden van het niet afsluiten van de lening of het tot stand komen van een hypotheek en bevat het evenmin een maximum (of minimum) bedrag aan annuleringskosten.
Een dergelijke annuleringsregeling acht het hof niet zonder meer redelijk, nu een zelfde omstandigheid (aan de zijde van de consument) op grond waarvan geen lening of hypotheek tot stand komt, kan leiden tot zeer grote verschillen bij het vaststellen van het bedrag van de annuleringskosten. Het hof acht het de vraag of deze verschillen gerechtvaardigd worden door mogelijk hogere kosten die NN moet maken in geval het om een hoger te lenen bedrag gaat.
[appellanten] moeten voorts blijkens de offerte een groot aantal stukken aan NN verstrekken alvorens NN over zal gaan tot het daadwerkelijk verstrekken van een (hypothecaire) lening. In de offerte van 2 juni 2010 staat daaromtrent onder meer vermeld:”
In de Bijlage zijn de Voorbehouden en Voorwaarden vermeld waaraan moet worden voldaan voordat de financier tot geldverstrekking overgaat. Indien daaraan niet is voldaan, kan de verstrekking van de lening niet plaatsvinden.”
Naar het oordeel van het hof is dit op zich zelf bezien niet zonder meer een onredelijke voorwaarde. Dit is echter anders indien dit voorbehoud wordt bezien in combinatie met het volgende, in de Bijlage Ondertekening opgenomen, voorbehoud: “
Deze aanbieding is uitgebracht onder het voorbehoud dat alle door ons verkregen of te verkrijgen informatie inzake het onderpand en de aanvrager(s) tot ons genoegen is”.
Naar het oordeel van het hof kan hiermee het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk worden verstoord. Het komt er immers op neer dat, zelfs in het geval de consument alle gevraagde gegevens verstrekt, NN nog steeds op niet nader gespecificeerde gronden van mening kan zijn dat deze stukken niet tot haar “genoegen” zijn en op die grond kan besluiten tot het niet verstrekken van een lening. NN heeft zichzelf blijkens deze bepaling de facto een zeer grote - niet behoorlijk omschreven - beleidsbevoegdheid toegekend ten aanzien van de beoordeling van de opgevraagde gegevens en daarmee van het weigeren van een lening. Blijkens de overeenkomst is het gevolg van een dergelijke handelwijze van NN dat de consument in nagenoeg al dergelijke gevallen dat uiteindelijk geen lening en/of hypotheek tot stand komt, 1% van het bedrag van de geoffreerde lening aan annuleringskosten moet betalen. Het hof acht, gelet op het voorgaande, een dergelijk beding in strijd met de bedoeling van voornoemde Richtlijn. De consequentie daarvan is dat de voorwaarde met betrekking tot de kosten van annulering ingevolge een richtlijnconforme uitleg onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en sub a BW, vernietigd dient te worden en partijen niet kan binden.
Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking. NN heeft niets vermeld over het renteverschil indien [appellanten] zouden hebben gekozen voor de variant zonder annuleringskosten. Derhalve heeft NN het hof niet in de gelegenheid gesteld te oordelen of dit renteverschil een dergelijk annuleringsbeding zou kunnen rechtvaardigen. NN heeft verder evenmin behoorlijk aangegeven welke kosten zij vergeefs heeft gemaakt in een dergelijk geval, waarin de offerte niet heeft geleid tot een hypothecaire lening (slechts gederfde winst is vermeld). Derhalve kan het hof met eventueel door NN gemaakte kosten evenmin rekening houden bij voornoemd oordeel. Het hof heeft bij het voorgaande niet van doorslaggevend belang geacht de aard van de door [appellanten] gepleegde tekortkoming, die tot toepassing van het annuleringsbeding heeft geleid. Ten slotte geldt dat het hof bij voornoemd oordeel niet van doorslaggevend belang heeft geacht dat [appellanten] gebruik hebben gemaakt van een hypotheekadviseur. Voor zover dit bij [appellanten] al heeft geleid tot een beter begrip van de bepaling, doet dit nog niet af aan het onredelijk bezwarende karakter daarvan.