Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
6.De beoordeling
“horecabedrijfsruimte, toiletgroep, magazijn, 2 etages en zolderruimte”. De aanvangshuurprijs beliep € 45.000,- (omgerekend € 3.750,- per maand, te vermeerderen met BTW).
“ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST WINKELRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW”(hierna: de Algemene bepalingen). In artikel 13.4, aanhef en onder e daarvan is bepaald:
de elektra-, gas- en waterinstallaties (...).”
- vernietiging van de bestreden vonnissen,
- in conventie alsnog afwijzing van de vorderingen en terugbetaling van hetgeen hij op grond van de bestreden vonnissen aan InBev heeft voldaan, en
- in reconventie vermindering van de huurprijs met € 2.250,- per maand, althans een redelijk te achten bedrag, vanwege de gebrekkige electrische installatie, de lekkage in het dak en het niet deugdelijk functioneren van de tapinstallatie,
- veroordeling van InBev in de kosten van beide instanties.
grief VIte behandelen. Met deze grief komt [appellant] op tegen afwijzing van de vordering in reconventie tot huurprijsverlaging en hetgeen de kantonrechter daartoe overwoog, kort weergegeven, de vochtdoorslag mag geen naam hebben, [appellant] heeft niets gesteld tegenover de gemotiveerde betwisting door InBev van de stelling dat de tapleidingen tot het gehuurde behoren, de mankementen aan de elektrische installatie gelden in ieder geval als “nu” gemeld en zouden door InBev moeten worden verholpen, maar een huurvermindering zal niet “ingaan” omdat de huurovereen-komst zal worden ontbonden. Volgens [appellant] is er wel degelijk sprake van, kort gezegd, huurgenot verminderende gebreken, hetgeen InBev bestrijdt.
grieven I en IIIkeren zich tegen het vonnis van 20 juni 2013 waar de kantonrechter overwoog dat tot en met december 2012 al een huurachterstand van meer dan drie maanden is ontstaan en dat de daarop gerichte vordering, inclusief de wettelijke rente, toewijsbaar is en tegen de daarop gegronde veroordeling tot betaling van € 13.812,50, met rente, wegens achterstallige huurpenningen tot en met december 2012.
grief IIde verschuldigdheid en de hoogte van de buiten-gerechtelijke kosten, die de kantonrechter in het bestreden tussenvonnis conform het Besluit buitengerechtelijke incassokosten heeft bepaald op € 1.084,57 (exclusief BTW) op basis van het door InBev uit handen gegeven bedrag van € 30.957,27.
grief VIIIkomt [appellant] op tegen de door de kantonrechter in het eindvonnis uitgesproken ontbinding en ontruiming. Volgens [appellant] had de kantonrechter niet de ontbinding en ontruiming mogen uitspreken, waartoe hij de volgende omstandigheden aanvoert: hij had tijd nodig om in het gehuurde een nieuwe horecaonder-neming op poten te zetten en heeft daarbij tegenslagen gehad, per december 2012 was er een huurachterstand van nog geen drie maanden, hij heeft er hard aan gewerkt om de betalings-achterstand in te lopen, ondanks dat InBev al vanaf 11 juli 2013 beschikt over een executoriale titel is zij steeds niet tot ontruiming overgegaan, terwijl [appellant] in die tijd flinke betalingen aan InBev heeft verricht en hij bovendien nog investeringen in het pand heeft gedaan. Gelet op dit alles rechtvaardigt de tekortkoming niet de ontbinding, aldus [appellant].
grieven V en VIIbetreffende de kostenveroordelingen) falen. Voor het overige zullen de bestreden vonnissen daarom worden bekrachtigd. Het door [appellant] gedane bewijsaanbod is niet voldoende specifiek en/of niet ter zake dienend, zodat het hof daaraan voorbijgaat. [appellant] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld.
7.De uitspraak
- een bedrag van € 12.612,50 wegens achterstallige huurpenningen tot en met de maand december 2012;
- de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldata van de huur tot aan de dag van voldoening;
- de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen betreffende leveranties tot aan de dag van voldoening;
- een bedrag van € 997,32 aan buitengerechtelijke kosten;