ECLI:NL:GHSHE:2014:528

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
20-003589-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van beschuldigingen van feitelijke aanranding en bedreiging met verkrachting

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, voor verschillende feiten, waaronder feitelijke aanrandingen van de eerbaarheid en bedreigingen met verkrachting. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging in hoger beroep beperkt was tot specifieke feiten. Na het horen van getuigen en het bestuderen van de bewijsstukken, kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De getuigenverklaringen wezen erop dat de verdachte op de relevante tijdstippen niet aanwezig kon zijn geweest bij de gepleegde feiten. Het hof heeft de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaringen erkend en concludeerde dat de verdachte niet degene was die de feiten had gepleegd.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof was onderworpen en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is op 26 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003589-12
Uitspraak : 26 februari 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 oktober 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-849064-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
wonende te[adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd -:
  • feitelijke aanranding van de eerbaarheid (feiten 2, 3 en 11 primair)
  • mishandeling (feit 6) en
  • bedreiging met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid (feiten 8 subsidiair en 9 subsidiair)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
’s-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 2, 3, 6, 8, 9 en 11 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal bevestigen.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is bepleit dat aan verdachte geen hogere straf wordt opgelegd dan de door de rechtbank opgelegde straf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 06 januari 2012 te [plaats], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffers 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het aanraken van en/of het stoppen van een vinger in een (kont)broekzak van voornoemde [slachtoffers 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat hij verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffers 1]is gaan rijden en/of voornoemde [slachtoffers 1] indringend heeft aangekeken en/of vervolgens (met)zijn hand/vinger op/in de (kont)broekzak van voornoemde[slachtoffers 1] heeft gelegd/gestopt;
3.
hij meermalen, althans eenmaal op of omstreeks 10 januari 2012 te [plaats], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffers 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het slaan tegen de billen van voornoemde [slachtoffers 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat hij, verdachte, met een door hem bestuurde scooter naast voornoemde (fietsende) [slachtoffers 2] is gaan rijden en vervolgens onverhoeds tegen haar billen heeft geslagen;
6.
hij op of omstreeks 28 december 2011 te[plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffers 3]), tegen haar rug heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
8.
hij op of omstreeks 17 februari 2012 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffers 4]te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), met voormeld oogmerk met zijn scooter naast de fietsende[slachtoffers 4] is gaan rijden en vervolgens tegen voornoemde [slachtoffers 4] heeft gezegd: "Kun je dan niet beter aan mijn ding zuigen want ik heb een stijve" en daarbij met zijn hand over zijn penis heeft gewreven en/of vervolgens tegen voornoemde [slachtoffers 4] heeft gezegd: "Wil je dat echt niet" terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2012 te[plaats][slachtoffers 4] heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffers 4]gaan rijden en/of heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffers 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Kun je dan niet beter aan mijn ding zuigen want ik heb een stijve", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en daarbij over zijn penis gewreven;
9.
hij op of omstreeks 17 februari 2012 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffers 5] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), met voornoemd oogmerk met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffers 5] is gaan rijden en/of tegen voornoemde [slachtoffers 5] heeft gezegd: "Wil je mij pijpen" en/of daarbij met zijn hand een pijpbeweging heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2012 te [plaats][slachtoffers 5] heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffers 5] gaan rijden en/of heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffers 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Wil je me pijpen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij met zijn hand een pijpbeweging gemaakt;
11.
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te [plaats], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffers 6] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het slaan tegen een bil van voornoemde [slachtoffers 6]en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat hij, verdachte met zijn scooter naast de fietsende[slachtoffers 6] is gaan rijden en/of vervolgens hard tegen haar bil heeft geslagen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te[plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffers 6]), tegen een bil heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2, 3, 6, 8 primair en subsidiair, 9 primair en subsidiair en 11 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In het dossier ligt een zestal aangiftes, betreffende de onder 2, 3, 6, 8, 9 en 11 ten laste gelegde feiten. In alle aangiftes, behalve feit 11 is sprake van een persoon gekleed in een oranje jas/werkpak met reflecterende strepen/banden/stukken. Verder komen de aangiftes deels overeen met betrekking tot het signalement, het gebruikte voertuig en de modus operandi van de dader.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep een drietal getuigen gehoord over de vraag waar verdachte was ten tijde van het plaatsvinden van de hem onder 2, 6 en 11 tenlastegelegde feiten. De drie getuigen hebben onder ede verklaringen afgelegd die er op neerkomen dat verdachte niet degene kan zijn geweest die de aangeefsters van de betreffende feiten omschreven hebben daar verdachte op het moment van de gepleegde feiten bij de betreffende getuige(n) aanwezig was. De getuigen hebben het hof daarbij aangegeven hoe ze tot hun herinneringen omtrent de specifieke data en tijdstippen zijn gekomen.
De advocaat-generaal heeft in verband met feit 2 er nog op gewezen dat de getuigenverklaringen met betrekking tot dit feit niet kunnen kloppen, omdat - uitgaande van de kloktijd van het bedrijf waar verdachte werkzaam was - verdachte pas om 17.02 uur van zijn werk zou zijn vertrokken, terwijl de getuigen hebben verklaard dat verdachte die dag al eerder thuis was.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat het wel voorkwam dat de kloktijden handmatig werden aangepast, bijvoorbeeld om eerdere fouten of overwerk te compenseren, zodat deze niet altijd een kloppend beeld geven van de vertrektijd. Voorts is het hof uit het desbetreffende proces-verbaal van bevindingen (pagina 195 dossier) gebleken dat de kloktijden kennelijk niet altijd een getrouw beeld van de werkelijkheid hoeven te geven.
Op grond van het bovenstaande levert de door de advocaat-generaal gesignaleerde afwijking het hof geen reden op om met betrekking tot feit 2 of anderszins aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen te twijfelen.
Het hof acht de onder ede afgelegde verklaringen betrouwbaar en leidt uit de verklaringen af dat verdachte niet degene is geweest die de onder 2, 6 en 11 bedoelde feiten heeft begaan.
Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2, 6 en 11 ten laste gelegde.
Nu er in die zaken wel aangiftes liggen die qua signalement van dader en voertuig en qua modus operandi goeddeels overeenkomen (het hof wijst daarbij met name op de telkens terugkerende oranje jas/werkpak met reflecterende strepen/banden/stukken) met die van de feiten 3, 8 en 9, valt naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid uit te sluiten dat een ander dan verdachte laatstgenoemde feiten heeft gepleegd.
Alleen al om die reden dient verdachte ook van het onder 3, 8 en 9 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 6, 8 primair en subsidiair, 9 primair en subsidiair en 11 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. J.G. Sillevis Smitt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 26 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.