In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van New Cleaning B.V. tegen Agristo B.V. naar aanleiding van een geschil over een opgelegde boete wegens het niet beschikken over een tewerkstellingsvergunning. New Cleaning had een boete van € 8.000 opgelegd gekregen van de arbeidsinspectie omdat zij een werknemer zonder de benodigde vergunning arbeid liet verrichten. Agristo, als inlener, kreeg eveneens een boete van € 8.000 opgelegd voor dezelfde overtreding. Agristo had de boete ingehouden op een factuur van New Cleaning, wat leidde tot de rechtszaak.
In eerste aanleg werden de vorderingen van New Cleaning afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat New Cleaning de contractspartij van Agristo was. In hoger beroep voerde New Cleaning aan dat er een mondelinge overeenkomst bestond tussen Agristo en haar, en dat Agristo verantwoordelijk was voor het controleren van de tewerkstellingsvergunning van de aan haar ter beschikking gestelde werknemers. Agristo betwistte dit en stelde dat New Cleaning wanprestatie had gepleegd.
Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat New Cleaning arbeidskrachten aan Agristo ter beschikking had gesteld en dat Agristo niet had aangetoond dat er geen overeenkomst was. Het hof oordeelde dat Agristo verantwoordelijk was voor het aanvragen van de tewerkstellingsvergunning en dat de opgelegde boete niet verhaald kon worden op New Cleaning. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen en veroordeelde Agristo tot betaling van € 8.000 aan New Cleaning, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 24 februari 2012. Agristo werd ook veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.