ECLI:NL:GHSHE:2014:5356

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
HD 200.158.817_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van voeging in kort geding tussen Koninklijke Ahold N.V. en Vereniging C1000 met Jumbo Groep Holding B.V. als geïntimeerde

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een kort geding. De zaak is ontstaan uit een incident tot voeging ex artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij Koninklijke Ahold N.V. (hierna: Ahold) zich als gevoegde partij heeft willen aansluiten aan de zijde van Jumbo Groep Holding B.V. (hierna: Jumbo) in een geschil met Vereniging C1000 (hierna: C1000). C1000 had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen Jumbo, waarbij Ahold zich als gevoegde partij had gepresenteerd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant had op 23 september 2014 in het vonnis de vorderingen van C1000 afgewezen.

In het hoger beroep heeft C1000 de vernietiging van het vonnis van de rechtbank gevorderd en heeft zij haar inleidende vorderingen opnieuw ingediend. Ahold heeft op 4 november 2014 een incidentele conclusie tot voeging ingediend, waarop C1000 zich heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof heeft vervolgens de gedingstukken bestudeerd en uitspraak gedaan in het incident.

Het hof heeft geoordeeld dat Ahold een belang heeft bij de voeging, aangezien een ongunstige beslissing voor Jumbo ook de rechtspositie van Ahold kan beïnvloeden. De vordering tot voeging is tijdig ingesteld en het hof heeft vastgesteld dat de goede procesorde niet in het geding komt. Daarom is de incidentele vordering van Ahold toegewezen, waardoor Ahold als voegende partij aan de zijde van Jumbo is toegelaten. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 13 januari 2015 voor memorie van antwoord aan de zijde van Jumbo en Ahold, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.158.817/01
arrest van 16 december 2014
gewezen in het incident tot voeging ex artikel 217 Rv in de zaak van
Koninklijke Ahold N.V.
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in het incident tot voeging ex artikel 217 Rv,
hierna te noemen: Ahold,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk,
in het geding tussen:
Vereniging C1000,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante bij exploot van 21 oktober 2014,
hierna te noemen: C1000,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.W. de Groot,
tegen:
Jumbo Groep Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij voormeld exploot,
hierna te noemen: Jumbo,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. R.G.J. de Haan,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant gewezen vonnis van 23 september 2014 tussen Jumbo als gedaagde en Ahold als gevoegde partij aan de zijde van de gedaagde en C1000 als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/280890 / KG ZA 14-421)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
In voormelde appeldagvaarding, waarin tevens de grieven zijn opgenomen, heeft C1000 geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het – zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - alsnog toewijzen van haar inleidende vorderingen, met veroordeling van in de kosten van beide instanties te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over die nakosten.
2.2.
Ter rolle van 4 november 2014 heeft Ahold een incidentele conclusie tot voeging ex artikel 217 Rv genomen.
2.3.
Nadat C1000 in de gelegenheid is gesteld om een antwoordconclusie te nemen, heeft zij hiervan afgezien, doch wel aangegeven zich te refereren aan het oordeel van het hof.
2.4.
Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd in het incident.

3.De vordering tot voeging en de beoordeling daarvan

3.1.
Ahold heeft in het incident gevorderd haar in het geding tussen C1000 en Jumbo toe te laten als gevoegde partij aan de zijde van Jumbo teneinde samen met Jumbo de vordering van C1000 te bestrijden.
C1000 heeft zich ter zake van de beslissing op de door Ahold ingestelde incidentele vordering gerefereerd aan het oordeel van het hof.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat de vordering tot voeging, gelet op de artikelen 353 lid 1 juncto 217 en 218 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), tijdig is ingesteld.
Ingevolge artikel 217 Rv, dat op grond van artikel 353 lid 1 Rv ook van toepassing is in hoger beroep, kan een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van dat belang is voldoende dat een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt, de rechtspositie van de derde nadelig kan beïnvloeden (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768). Dit geldt eveneens in kort geding. In dat geval kan het verzoek tot voeging echter enkel worden toegewezen zolang de bij het kort geding vereiste spoed en de goede procesorde daar niet onder lijden.
3.3.
Tussen partijen staat vast dat Ahold ook in eerste aanleg zich gevoegd heeft aan de zijde van Jumbo. Ahold stelt, zoals zij ook in eerste aanleg heeft gesteld, dat C1000 onder meer inzage vordert in de afspraken tussen Jumbo en Ahold inzake de overgang van de verhuurrechten van 82 C1000 en Jumbo winkels naar Ahold, welke afspraken volgens Ahold niet openbaar zijn en Ahold en Jumbo zijn overeengekomen dat deze afspraken vertrouwelijk zullen blijven.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van C1000 afgewezen. C1000 heeft in hoger beroep in gelijke zin gevorderd.
3.4.
Naar het voorlopig oordeel van het hof kan een voor Jumbo ongunstige beslissing de rechtspositie van Ahold nadelig beïnvloeden; toewijzing van het door C1000 in hoger beroep gevorderde zal immers meebrengen dat Ahold dient mee te werken aan het verlenen van inzage in de door C1000 bedoelde stukken.
3.5.
Nu het belang van Ahold bij de onderhavige voeging aan de zijde van het Jumbo daarmee vast staat en het spoedeisend karakter van de zaak en de goede procesorde zich hiertegen niet verzetten, zal de incidentele vordering worden toegewezen.
3.6.
Het hof zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
laat Ahold toe als voegende partij aan de zijde van Jumbo in de hoofdzaak tussen C1000 en Jumbo;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 13 januari 2015 voor memorie van antwoord aan de zijde van Jumbo en Ahold;
in het incident en de hoofdzaak:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 december 2014.
griffier rolraadsheer