ECLI:NL:GHSHE:2014:5385

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
F 200.150.515_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, waarin een bewindvoerder was benoemd voor de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J. van den Hoogen, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en het bewind op te heffen, dan wel een nieuwe bewindvoerder te benoemen. De bewindvoerder, BB&S B.V., vertegenwoordigd door mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, heeft verweer gevoerd en verzocht om de rechthebbende niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 november 2014 heeft de rechthebbende haar verzoek tot opheffing van het bewind ingetrokken, maar heeft zij wel aangedrongen op de benoeming van een nieuwe bewindvoerder vanwege een verstoorde vertrouwensrelatie met de huidige bewindvoerder.

Het hof heeft vastgesteld dat de verhouding tussen de rechthebbende en de bewindvoerder ernstig is verstoord, wat het wederzijdse vertrouwen in de samenwerking ondermijnt. De rechthebbende heeft aangegeven dat er een vijandige communicatie is ontstaan tussen haar en de bewindvoerder, wat heeft geleid tot de wens om een nieuwe bewindvoerder aan te stellen. Het hof heeft vervolgens overwogen dat er gewichtige redenen zijn om de huidige bewindvoerder te ontslaan en heeft besloten om Prio Bewindvoering als opvolgend bewindvoerder te benoemen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de afwijzing van het verzoek om ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder, en heeft de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF'
s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 18 december 2014
Zaaknummer: F 200.150.515/01
Zaaknummer 1e aanleg: 26229921 BM VERZ 13-1828
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. P.J. van den Hoogen.
Belanghebbende in deze zaak is:
BB&S B.V.,
kantoorhoudende te [kantoorplaats],
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. M.M.A.F.C. Lienaerts.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 6 maart 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 5 juni 2014, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en primair te bepalen dat het bewind wordt opgeheven, dan wel subsidiair te bepalen dat er een nieuwe bewindvoerder wordt benoemd waarvan de bereidverklaring is overgelegd.
Ter zitting van het hof heeft de rechthebbende haar primaire verzoek ingetrokken.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2014, heeft de bewindvoerder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de rechthebbende in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen als ongegrond en onbewezen, althans voormelde beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 november 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. Van den Hoogen. Voor de rechthebbende is de heer Y.H. Mohammed verschenen als tolk in de Somalische taal;
- namens de bewindvoerder: de heer [medewerker BB&S B.V.] en mevrouw [medewerker BB&S B.V.], bijgestaan door mr. Lienaerts.
Voorts zijn ter zitting verschenen, de zoon van de rechthebbende, alsmede de heer [vertegenwoordiger hulpverlenende instanties] en de heer [vertegenwoordiger hulpverlenende instanties] namens hulpverlenende instanties, die door het hof als informanten zijn gehoord.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 27 oktober 2014;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 5 november 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 19 januari 2006 heeft de kantonrechter te Venlo een bewind gesteld over alle goederen die aan de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. Daarbij is mevrouw [medewerker BB&S B.V.] tot bewindvoerder benoemd.
3.2.
Bij beschikking d.d. 8 februari 2013 is mevrouw [medewerker BB&S B.V.] op haar eigen verzoek ontslagen als bewindvoerder van de rechthebbende en is BB&S B.V. tot opvolgend bewindvoerder benoemd. Mevrouw [medewerker BB&S B.V.] is daarbij als contactpersoon aangemerkt.
3.3.
Van die beschikking is de rechthebbende destijds in hoger beroep gekomen. Zij heeft toen in hoger beroep verzocht om beëindiging van het bewind, dan wel ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende heeft dat hoger beroep ter zitting van het hof ingetrokken.
3.4.
Op 7 november 2013 heeft de rechthebbende bij de kantonrechter een verzoek ingediend tot beëindiging van het bewind, dan wel ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, voormelde verzoeken afgewezen.
3.6.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Nu de rechthebbende haar verzoek om beëindiging van het bewind niet heeft gehandhaafd, zal de bestreden beschikking in zoverre worden bekrachtigd.
3.7.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, voor zover thans nog van belang, het volgende aan.
De rechthebbende stelt dat sprake is van een dusdanige breuk in de vertrouwensrelatie met de bewindvoerder dat er een andere bewindvoerder benoemd zou moeten worden. In de correspondentie tussen de rechthebbende, de bewindvoerder en Stichting Nidos wordt de toonzetting steeds onprettiger. Na de indiening van het inleidend verzoekschrift is de verhouding alleen maar verslechterd. De rechthebbende verwijst onder meer naar de reactie van de bewindvoerder op het inleidend verzoekschrift d.d. 20 januari 2014 en de bij voormeld V6-formulier d.d. 5 november 2014 overgelegde e-mailcorrespondentie. De stelling dat er geen klachten zijn ingediend over het functioneren van de hulpverlening is niet juist, aangezien de rechthebbende eerder in hoger beroep heeft verzocht om beëindiging van het bewind dan wel ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder. Bovendien gaat het niet enkel om een geschil tussen de bewindvoerder en Stichting Nidos: de rechthebbende heeft zelf een probleem met de bewindvoerder. Dat de bewindvoerder ter mondelinge behandeling van de rechtbank heeft ontkend dat sprake is van een vertrouwensbreuk, doet daaraan niet af.
De rechthebbende heeft een tweetal andere bewindvoerders bereid gevonden om het bewind over te nemen. Eén van die bewindvoerders, Prio Bewindvoering, is werkzaam in de woonplaats van de rechthebbende en is aangesloten bij de Branchevereniging PBI.
3.8.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, voor zover thans nog van belang, het volgende aan.
De kantonrechter heeft naar de mening van de bewindvoerder terecht vastgesteld dat de rechthebbende nimmer een klacht heeft ingediend over het functioneren van de bewindvoerder. De bewindvoerder stelt ook nooit problemen te hebben ervaren met de rechthebbende. De klachten ontstonden pas toen de bewindvoerder in het jaar 2013 bij stichting Nidos de pleegzorgvergoedingen begon op te eisen, nadat de bewindvoerder er bij toeval achter kwam dat er pleegkinderen in het gezin van de rechthebbende verbleven. Tot dat moment ontving de rechthebbende maandelijks circa € 1.600,- aan pleegzorgvergoedingen, naast haar leefgeld. Een groot deel van de pleegzorgvergoedingen (70%) is echter bedoeld ter dekking van vaste lasten, die nu geheel ten laste van haar bescheiden Wwb-uitkering komen. Een opgebouwde reserve van € 11.000,- is zodoende nagenoeg geheel verdwenen in 2012.
De rechthebbende dient aan de hand van concreet toetsbare klachten aannemelijk te maken dat het vertrouwen door de bewindvoerder geschonden is en dat zulks de bewindvoerder aan te rekenen is. Er is in het onderhavige geval geen sprake van specifieke klachten. Klachten dienen bovendien minimaal ter beoordeling van de kantonrechter te worden voorgelegd.
De door de rechthebbende beoogde bewindvoerder die zich bereid heeft verklaard het bewind over te nemen, heeft vóór het toezenden van de bereidverklaring, in strijd met de landelijke richtlijnen, geen contact opgenomen met de huidige bewindvoerder om in overleg te treden over het bewind van de rechthebbende. Voorts is de bewindvoerder van mening dat een eventuele opvolgend bewindvoerder, ten minste aangesloten dient te zijn bij de Branchevereniging PBI.
Voorts acht de bewindvoerder het niet in het belang van de rechthebbende dat het bewind op dit moment aan een andere bewindvoerder wordt overgedragen, aangezien de bewindvoerder het wenselijk acht dat eerst de pleegzorgvergoeding in een procedure tegen Nidos wordt gevorderd.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Op grond van het sedert 1 januari 2014 geldende artikel 1:448 lid 2 jo artikel 432, eerste lid, BW wordt op verzoek van de rechthebbende aan een bewindvoerder ontslag verleend wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
In de onderhavige zaak is aan de orde of sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan.
3.9.2.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende is gebleken dat de verhouding tussen de rechthebbende en de bewindvoerder in zodanige mate is verstoord dat het wederzijdse vertrouwen, dat nodig is voor een effectieve samenwerking, er thans niet meer is. Het hof neemt in dit kader onder meer in aanmerking de vijandige toonzetting in de e-mailcorrespondentie tussen de bewindvoerder en (vertegenwoordigers, dan wel hulpverleners van) de rechthebbende, waaruit het hof opmaakt dat het voor de betrokkenen niet langer mogelijk is om met elkaar op een gepaste en professionele wijze te communiceren.
3.9.3.
De rechthebbende verzoekt de bewindvoerder te ontslaan en Prio Bewindvoering als opvolgend bewindvoerder te benoemen, die zichzelf daartoe reeds bereid heeft verklaard.
De bewindvoerder heeft verklaard dat het, ingeval het hof een opvolgend bewindvoerder zal benoemen, belangrijk is dat de opvolgend bewindvoerder is aangesloten bij de Branchevereniging PBI en dat de opvolgend bewindvoerder spoedig contact opneemt met de huidige bewindvoerder.
3.9.4.
Het hof stelt vast dat Prio Bewindvoering is aangesloten bij de Branchevereniging PBI. Het hof zal derhalve de bewindvoerder ontslaan en Prio Bewindvoering als opvolgend bewindvoerder benoemen. Het hof gaat ervan uit dat Prio Bewindvoering contact zal opnemen met de bewindvoerder ten behoeve van een voorspoedige en correcte overdracht van het dossier van de rechthebbende. Het hof wijst op artikel 1: 445 lid 1 van het BW, uit welk artikel volgt dat de bewindvoerder aan het einde van zijn taak ook rekening en verantwoording aflegt aan zijn opvolger. De rekening en verantwoording wordt afgelegd ten overstaan van de kantonrechter. Krachtens artikel 1: 446 lid 2 eerste zin BW is de bewindvoerder verplicht bij zijn eindrekening en verantwoording alle goederen af te dragen aan hem die na hem tot het beheer der goederen bevoegd is.
3.10.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing van het hof.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 6 maart 2014, voor zover het de afwijzing van het verzoek om ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder betreft;
ontslaat BB&S B.V. met ingang van heden als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende;
benoemt met ingang van heden tot bewindvoerder: Prio Bewindvoering, gevestigd te [vestigingsplaats];
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, M.C. van Dijkhuizen en A.P. van der Linden in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014.