3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
Op 9 december 1992 hebben zij ten overstaan van een notaris, een samenlevingsovereenkomst gesloten, die – voor zover thans van belang – het navolgende inhoudt:
1. Noch het feit van samenleven noch het enkele bestaan van de overeenkomst verschaft een van partijen enig recht op zaken die door de andere partij, ongeacht wanneer en krachtens welke titel, zijn verkregen, behoudens het hierna bepaalde.
2. Partijen bepalen in onderling overleg welke kosten door hen worden aangemerkt als kosten van de gemeenschappelijke huishouding en op welke wijze deze zullen worden bestreden, met dien verstande dat de rentelasten en kosten ter verkrijging van de hypothecaire lening ter financiering van de gemeenschappelijke woning geheel voor rekening komen van de comparant sub 1 (hof: de man) zonder recht van verhaal op de comparant sub 2. (hof: de vrouw)
Het ontbreken van een regeling te dezer zake of het niet nakomen daarvan kan nimmer aanleiding geven tot het instellen van enigerlei rechtsvordering.
(…)
Artikel 2
1. Inboedelzaken, waaronder begrepen de tot meubilering van de gemeenschappelijke woonruimte dienende zaken (…) alsmede saldi van de gemeenschappelijk bank- en/of girorekeningen, behoren toe aan beide partijen ieder voor de helft, ongeacht de herkomst van deze zaken/saldi of de wijze van financiering daarvan.
(…)”
De samenlevingsovereenkomst is eind juli 2010 ontbonden.
Partijen hebben op 1 juli 1992 voor een bedrag van f 138.000,- gezamenlijk de eigendom verworven van de woning aan [het adres] te [plaats] (woning I). De woning is verkocht in 1999 voor f 350.000,-.
Op 26 juli 1999 hebben partijen de woning aan [het adres] te [plaats] in eigendom verkregen voor een bedrag van f. 675.000,-.(woning II). De woning is in 2006 verkocht voor € 750.000,-. Het notarieel transport vond plaats op 1 augustus 2006. Na aftrek van de hypothecaire schuld en kosten bedroeg de verkoopopbrengst € 276.530,64, welk bedrag door de notaris op 3 augustus 2006 is overgemaakt op de gezamenlijke bankrekening van partijen bij de ABN AMRO nr. [rekeningnummer].
Op 3 augustus 2006 heeft de man van de ABN AMRO rekening [rekeningnummer] een bedrag van € 260.000,- overgemaakt naar rekening [rekeningnummer] ten name van Felstech BV.
De man is directeur/enig aandeelhouder van de holding [bedrijf] Montage Beheer BV; de holding houdt 100% van de aandelen in Felstech BV.
Partijen hebben met ingang van 1 juli 2006 een huurwoning te [plaats] betrokken.
Medio 2006 heeft de man de woning aan [het adres] te [plaats] aangekocht voor een bedrag van € 390.000,- (woning III).
Felstech BV is op 26 oktober 2010 in staat van faillissement verklaard.