In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen Enexis B.V. De zaak betreft een geschil over gas- en elektriciteitsverbruik, waarbij de appellant werd beschuldigd van fraude met de gasmeter. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 4 maart 2014, waarin Enexis werd opgedragen te bewijzen dat de gasmeter regelmatig was gekanteld en dat het gasverbruik daardoor niet correct was geregistreerd. In de memorie na niet gehouden enquête heeft Enexis gesteld dat de appellant herhaaldelijk de gasmeter uit de beugels heeft gehaald, maar het hof oordeelde dat niet is komen vast te staan dat er gas is afgenomen dat niet door de meter is geregistreerd. Wel is vastgesteld dat er elektriciteit is afgenomen die niet door de meter is geregistreerd.
Het hof heeft de bewijslevering van Enexis niet toegelaten, mede op basis van producties die door beide partijen zijn ingediend. De appellant heeft zijn stelling gehandhaafd dat hij niet met de gasmeter heeft gefraudeerd. Het hof concludeert dat het hogere gasverbruik in de periode van augustus 2010 tot augustus 2011, waarin een hennepkwekerij werd aangetroffen, niet voldoende bewijs levert voor de stelling van Enexis dat er meer gas is verbruikt dan geregistreerd.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover in conventie gewezen en de appellant veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.170,74 aan Enexis, te vermeerderen met wettelijke rente. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is uitgesproken op 23 december 2014.