De rechtbank heeft dit, zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd:
“De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen de bewindvoerder en schuldenaar naar voren hebben gebracht, is komen vast te staan dat schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. Immers, (…) door de bewindvoerder gevraagde bescheiden ontbreken nog steeds. (…)
Daarbij komt dat schuldenaar heeft nagelaten de bewindvoerder ervan op de hoogte te stellen dat hij per 1 januari 2014 een fulltime dienstverband had bij [X.] en de bewindvoerder de desbetreffende salarisspecificatie te doen toekomen. (…)
Wat de inspanningsverplichting betreft, kan de rechtbank door het late tijdstip van overlegging van genoemde salarisspecificaties niet beoordelen of schuldenaar al dan niet voldoende aanvullend heeft gesolliciteerd. Wel acht de rechtbank gegeven dat schuldenaar zich niet heeft beijverd een salaris te ontvangen waarop hij ingevolge de (algemeen verbindend verklaarde) CAO Horeca recht heeft. (…)
Tijdens de zitting is komen vast te staan dat Inbev ter adstructie van haar huurvordering in rechte een huurovereenkomst, gedateerd 27 december 2011, heeft overgelegd, waarin als huurder staat vermeld
FDH Webservices / de heer [appellant]. Schuldenaar heeft zijn stelling dat [X.] de verplichtingen als huurder uit deze overeenkomst heeft overgenomen en Inbev daarmee uitdrukkelijk akkoord is gegaan, onder meer onderbouwd met te verwijzen naar de e-mails deel uitmakende van productie 6 bij voormelde conclusie van antwoord. Voor het geval deze mails al mochten indiceren dat [X.] als huurder dient te worden aangemerkt, blijkt daar naar het oordeel van de rechtbank niet uit dat schuldenaar in persoon geen huurder meer is. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat schuldenaar (mede)aansprakelijk is voor de nieuwe schuld van € 11.380,92. (…)
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat schuldenaar door de bovenomschreven tekortkomingen, ieder afzonderlijk alsook in onderlinge samenhang, zijn verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling toerekenbaar niet is nagekomen. (…)
Gelet op de ernst van de tekortkomingen en de weinig saneringsgezinde houding van schuldenaar acht de rechtbank geen termen aanwezig de regeling te verlengen. De rechtbank laat hierbij nog in het midden of schuldenaar al dan niet heeft gekozen voor een schijnconstructie met het doel zijn crediteuren te benadelen, terwijl zij voorts voorbijgaat aan de vraag of al dan niet voldoende is afgedragen, nu het door de bewindvoerder voorlopig geschatte tekort als relatief gering kan worden aangemerkt.”