ECLI:NL:GHSHE:2014:615

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
HD 200.140.470-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de relatie tussen een vereniging en haar overkoepelende vereniging

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van de vereniging De Kruisvereniging West-Brabant tegen de vereniging Kruiswerk voor U. De zaak betreft de vraag of een vereniging die een afdeling is van een andere vereniging de relatie met de overkoepelende vereniging kan beëindigen. Het hof heeft op 4 maart 2014 arrest gewezen in het incident ex artikel 351 Rv, dat was ingeleid door De Kruisvereniging West-Brabant. De appellante vorderde dat de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gewezen op 8 januari 2014, werd geschorst. De rechtbank had De Kruisvereniging West-Brabant veroordeeld tot afgifte van het ledenbestand aan Kruiswerk voor U. De appellante stelde dat zij niet kon voldoen aan deze veroordeling omdat zij de namen van haar leden niet mocht afgeven op grond van artikel 8 EVRM en de Wet bescherming persoonsgegevens. Het hof verwierp deze stelling, omdat niet bleek dat het vonnis op dit punt evident onjuist was. Bovendien bleek uit een overgelegd e-mailbericht dat De Kruisvereniging West-Brabant het ledenbestand al had afgegeven aan Kruiswerk voor U. Het hof concludeerde dat er geen belang meer was bij de vordering van De Kruisvereniging West-Brabant. Daarnaast voerde de appellante aan dat zij vreesde dat zij het bedrag dat zij ter uitvoering van het vonnis had betaald, niet terug zou kunnen krijgen van Kruiswerk voor U. Het hof oordeelde dat dit risico niet voldoende was onderbouwd. Uiteindelijk wees het hof de incidentele vordering van De Kruisvereniging West-Brabant af en veroordeelde haar in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol van 4 maart 2014 voor memorie van antwoord, waarbij iedere beslissing werd aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.140.470/01
arrest van 4 maart 2014
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van
de vereniging De Kruisvereniging West-Brabant, voorheen genaamd Regionale Kruisvereniging West-Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. I.M. van den Heuvel te Roosendaal,
tegen
de vereniging Kruiswerk voor U, gemeente [vestigingsplaats 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. H.S. Memelink te Etten-Leur,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 januari 2014 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant gewezen vonnis van 8 januari 2014 tussen appellante - Kruisvereniging West-Brabant - als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde - Kruiswerk Voor U - als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/260939/HA ZA 13-170)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met eiswijziging;
- de memorie van grieven met eiswijziging;
- de memorie in het incident van Kruisvereniging West-Brabant;
- de antwoordmemorie in het incident van Kruiswerk Voor U.
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Kruisvereniging West-Brabant vordert dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 8 januari 2014 wordt geschorst. Voor toewijzing van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv is plaats in geval van misbruik van recht, dan wel in geval een afweging van de belangen van partijen in het licht van nieuwe – door incidenteel eiser te stellen – omstandigheden daartoe aanleiding geeft. Als nieuwe omstandigheden komen alleen in aanmerking omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat de zaak in eerste aanleg in staat van wijzen is gekomen. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient bij de belangenafweging in de regel buiten beschouwing te blijven.
3.2.
Kruisvereniging West-Brabant voert aan dat zij niet kan voldoen aan de veroordeling tot afgifte van het ledenbestand, omdat zij de namen van haar leden niet mag afgeven op grond van het bepaalde in artikel 8 EVRM en artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Het hof overweegt dat Kruisvereniging West-Brabant hiermee in wezen aanvoert dat het bestreden vonnis in zoverre op een evidente juridische misslag berust. Het hof verwerpt deze stelling nu niet aanstonds de onjuistheid van het bestreden vonnis op dit onderdeel blijkt. En overigens overweegt het hof dat uit een door Kruiswerk Voor U overgelegd e-mailbericht van 24 januari 2014 (productie 2 antwoordmemorie in incident) volgt dat Kruisvereniging West-Brabant het betreffende bestand op die datum heeft afgegeven aan Kruiswerk Voor U. Dit betekent dat in zoverre reeds uitvoering is gegeven aan het vonnis en gesteld noch gebleken is dat er nog enig belang bij de vordering is. Kruisvereniging West-Brabant heeft dan ook in zoverre geen belang bij haar vordering in het incident.
3.3.
Kruisvereniging West-Brabant voert voorts aan dat zij, gelet op de financiële situatie van Kruiswerk Voor U, ervoor moet vrezen dat zij hetgeen zij zal betalen ter uitvoering van het vonnis niet meer terug zal kunnen ontvangen van Kruiswerk Voor U. Het hof overweegt dat uit een door Kruiswerk Voor U overgelegd bankafschrift volgt dat Kruisvereniging West-Brabant op 24 januari 2014 een bedrag van € 7.174,49 heeft betaald. Dit bedrag overstijgt het totaal van de hoofdsom en de proceskosten. Het hof gaat er in dit incident dan ook van uit dat Kruisvereniging West-Brabant het bedrag dat zij verschuldigd was op grond van het vonnis heeft betaald. Ook in zoverre heeft zij geen belang bij haar vordering, nog daargelaten het feit dat het beroep op het restitutierisico op geen enkele wijze concreet is onderbouwd.
3.4.
Nu Kruisvereniging West-Brabant voor het overige geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot toewijzing van haar incidentele vordering zouden kunnen leiden, wordt deze afgewezen.
3.5.
Kruisvereniging West-Brabant wordt, als de in het incident in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten daarvan.
In de hoofdzaak
3.6.
De hoofdzaak is reeds verwezen naar de rol van 4 maart 2014 voor memorie van antwoord. Gelet hierop zal het hof verstaan dat de zaak naar de rol van 4 maart 2014 is verwezen voor memorie van antwoord.
3.7.
Iedere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Kruisvereniging West-Brabant in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van Kruiswerk Voor U tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,00 aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak naar de rol van 4 maart 2014 is verwezen voor memorie van antwoord;
houdt iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en
M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 maart 2014.