[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1990,
wonende te [adres verdachte] .
Bij vonnis, waarvan beroep, is de verdachte ter zake van een tweetal pogingen tot woninginbraak door twee verenigde personen (feiten 1 en 4), een woninginbraak door twee verenigde personen (feit 2) en diefstal van een personenauto door twee verenigde personen door middel van een valse sleutel (feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter beslist op de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] , met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en op de in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 4 zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de [benadeelde partij] hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 200,- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 614,-. De advocaat-generaal heeft daarnaast gevorderd dat de in beslag genomen koevoet wordt verbeurd verklaard en dat de teruggave aan verdachte zal worden gelast van de in beslag genomen handschoenen en schoenen.
De verdediging heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van het hof en heeft vrijspraak bepleit van de feiten 2 tot en met 4.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, te weten [adres 1] , weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die goederen en/of dat geld te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen, de poort behorende bij deze woning heeft opengebroken en/of (vervolgens) de achterdeur van de woning heeft opengebroken en/of (vervolgens) de woning is binnengegaan en/of (vervolgens) goederen en/of geld heeft klaargelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, te weten [adres 2] , heeft weggenomen een autosleutel en/of meerdere huissleutels en/of een tablet (Samsung 3) en/of een tablethoes en/of drie zonnebrillen en/of twee horloges en/of vijf usb-sticks en/of twee multistekkers en/of een computertas en/of twee spelcomputers (Nintendo) en/of een navigatiesysteem (Tomtom) en/of een kentekenbewijs en/of drie paraplu's en/of een sleepkabel en/of een startkabel en/of een staatslot en/of een verdeelstekker en/of een geldbedrag (710 euro) en/of twee setjes reservelampjes en/of drie portable computers en/of autogereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/ hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Volkswagen Touran, [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (auto)sleutel, tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
4.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, te weten [adres 3] , weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot [adres 3] te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen, de (achter)poort van de betreffende woning heeft opengebroken en/of geprobeerd heeft meerdere, althans één, ra(a)m(en) en/of tuindeur(en) open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van poging tot woninginbraak [adres 3] te Heeze (feit 4)
Het hof heeft op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat de verdachte – al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen – het onder 4 ten laste gelegde heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte en de medeverdachte zijn op 25 augustus 2013 te 17.37 uur op heterdaad aangehouden in de woning aan de [adres 1] te Heeze (feit 1; dossierpagina’s 25, 45, 76 en 78). De politie heeft in die woning een breekijzer aangetroffen. Dit breekijzer behoorde niet toe aan de bewoners. Het breekijzer is in beslag genomen en veiliggesteld (dossierpagina 79). Gebleken is dat de tuindeur was opengebroken. Verbalisanten hebben bij de tuindeur een indruk van een breekwerktuig aangetroffen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat die indruk
zeer waarschijnlijkis veroorzaakt door het breekijzer. De verdachten droegen handschoenen op het moment van aanhouding. De handschoenen die verdachte droeg zijn in beslag genomen en veiliggesteld (dossierpagina’s 8 en 20).
Als feit 4 is aan de verdachte ten laste gelegde dat hij zich op 25 augustus 2013 – al dan niet tezamen en vereniging met een ander of anderen – eveneens schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak aan de [adres 3] te Heeze. Bij de achtergevel van die woning heeft de politie indruksporen waargenomen in de sluitnaden van de tuindeur en aan de binnenzijde van een afgebroken afdeklat van de tuindeur. De politie heeft ter zake drie tegendrukpunten/ indruksporen veiliggesteld (dossierpagina 112).
Voorts zijn op de buitenzijde van de ruit van het keukenraam, alwaar ook braakschade zichtbaar was, enkele handschoensporen met een zigzagprofiel aangetroffen die eveneens zijn veiliggesteld (dossierpagina 113). Bij nader onderzoek bleek een vergelijkend handschoensporenonderzoek niet mogelijk doordat de aangetroffen sporen van een lage kwaliteit waren en niet bruikbaar voor een vergelijkend onderzoek (dossierpagina 19).
Ten aanzien van de aangetroffen werktuigsporen heeft wel een vergelijkend onderzoek plaatsgevonden. In het proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek d.d. 9 oktober 2013 (pagina 6, dossierpagina 101) en in het ter zake opgemaakte aanvullend proces-verbaal d.d. 1 oktober 2014 (pagina 25), is als conclusie opgenomen dat de afgevormde werktuigsporen bij de woning aan de [adres 3] (feit 4)
waarschijnlijkzijn veroorzaakt met het breekijzer dat is aangetroffen in de woning aan de [adres 1] (feit 1).
In het rapport van 9 oktober 2013 heeft [verbalisant] hierover gerelateerd dat tussen de afgevormde indruksporen en de middels afvormmateriaal gemaakte replica van de spijkertrekker van het breekijzer onregelmatigheden zijn waargenomen die qua plaats en in vorm overeenkomen. In het aanvullend proces-verbaal van 1 oktober 2014 heeft de verbalisant gerelateerd dat er onregelmatigheden zijn aangetroffen ‘die qua plaats (en globaal) in vorm overeenkomen’.
Mede gelet op de omstandigheid dat voldoende andere aanwijzingen voor de betrokkenheid van verdachte bij deze woninginbraak ontbreken acht het hof de bevindingen van [verbalisant] in het onderhavige geval onvoldoende om – ook niet bezien in samenhang bezien met de bewijsmiddelen ter zake van de feiten 1, 2 en 3 – tot de overtuiging te komen dat de verdachte feit 4 heeft begaan, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 25 augustus 2013 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, te weten [adres 1] , weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en zich daarbij de toegang tot die goederen en/of dat geld te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, de poort behorende bij deze woning heeft opengebroken, vervolgens de achterdeur van de woning heeft opengebroken, vervolgens de woning is binnengegaan en vervolgens goederen heeft klaargelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 augustus 2013 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, te weten [adres 2] , heeft weggenomen een autosleutel, meerdere huissleutels, een tablet (Samsung 3), een tablethoes, drie zonnebrillen, twee horloges, vijf usb-sticks, twee multistekkers, een computertas, twee spelcomputers (Nintendo), een navigatiesysteem (Tomtom), een kentekenbewijs, drie paraplu's, een sleepkabel, een startkabel, een staatslot, een verdeelstekker, een geldbedrag (710 euro), twee setjes reservelampjes, drie portable computers en autogereedschap, toebehorende aan [benadeelde partij] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij op 25 augustus 2013 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Volkswagen Touran, [kenteken] ) toebehorende aan [benadeelde partij] , waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een autosleutel tot welk gebruik hij, verdachte, en zijn mededader niet gerechtigd waren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit of die bewezen verklaarde feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard niets van doen te hebben met de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte zich, net als bij de politie en voor het overige ter terechtzitting in eerste aanleg, ter zake van de onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten beroepen op zijn zwijgrecht. Zijn raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Hij heeft vrijspraak bepleit van de feiten 2 en 3, omdat op grond van de in het dossier voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat dat de verdachte – al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen – die feiten heeft gepleegd.
Hiertoe is door de raadsman, zich aansluitend bij het pleidooi van de raadsman van de medeverdachte, het volgende aangevoerd:
- de enige link tussen de poging tot inbraak aan de [adres 1] (feit 1) en de inbraak aan de [adres 2] (feit 2) is de in de eerstgenoemde woning aangetroffen koevoet: op deze koevoet zijn geen vingerafdrukken van verdachte aangetroffen, noch is op andere wijze te bewijzen dat deze koevoet aan hem toebehoort dan wel dat hij die heeft gebruikt;
- de wetenschap op het gebied van vergelijkend werktuigsporenonderzoek is in zijn algemeenheid te onbetrouwbaar om de getrokken conclusies te kunnen gebruiken voor het bewijs van de feiten 2 en 3: bovendien is dergelijk onderzoek niet objectief omdat de deskundigen voorafgaand aan het onderzoek worden voorzien van zaaksinformatie waardoor wordt gehandeld in strijd met het beginsel van fair play;
- dat die koevoet ‘zeer waarschijnlijk’ ook bij de woninginbraak aan de [adres 2] (feit 2) is gebruikt, zegt niets over de betrokkenheid van verdachte bij dat feit: het is bewijstechnisch niet uit te sluiten dat een ander of anderen dan verdachte – eventueel met gebruik van die koevoet – aldaar heeft/hebben ingebroken: naast verdachte is in ieder geval de [medeverdachte] één van de potentiele andere gebruikers van de koevoet, zodat niet uit te sluiten is dat [medeverdachte] dat feit (met een ander of anderen) heeft gepleegd;
- niet is gebleken dat het in het dossier genoemde IMEI-nummer behoort bij de telefoon van [medeverdachte] , zodat primair de ter zake gedane bevindingen niet tegen verdachte kunnen worden gebruikt;
- niet kan worden vastgesteld dat de bij feit 2 aangetroffen schoensporen zijn veroorzaakt door de schoenen die [medeverdachte] droeg ten tijde van zijn aanhouding ter zake van feit 1: karakteristieke overeenkomsten ontbreken en dergelijke schoenen zijn veel voorkomend waardoor de kans groot is dat de schoensporen door een ander dan de medeverdachte zijn veroorzaakt;
- van de bij de woning aan [adres 2] (feit 2) aangetroffen handschoensporen is niet vastgesteld dat er overeenkomsten zijn met de handschoenen die verdachte droeg: handschoensporen zijn niet bijzonder te noemen bij een inbraak en niet uitgesloten is dat die sporen door een ander dan verdachte, bijvoorbeeld de [medeverdachte] , zijn achtergelaten, zonder betrokkenheid van verdachte;
- er is geen enkele link te leggen tussen de verdachte en de weggenomen auto (feit 3): dat de (vermeende) telefoon van [medeverdachte] omstreeks 14.15 uur niet aanstraalt in Heeze terwijl is gezien dat de auto toen door de straat reed, is een contra-indicatie voor de aanwezigheid en betrokkenheid van [medeverdachte] en – zo begrijpt het hof het algemeen geformuleerde verweer van de raadsman – ook voor de aanwezigheid en betrokkenheid van verdachte aldaar. Indien het hof mocht uitgaan van betrokkenheid van verdachte bij feit 2 dan zegt dat nog niets over betrokkenheid bij de diefstal van de auto (feit 3).
Het hof overweegt ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde als volgt.
De verdachte en de medeverdachte zijn na een melding van omwonenden over twee verdachte personen op 25 augustus 2013 te 17.37 uur op heterdaad aangehouden in de woning aan de [adres 1] te Heeze (feit 1; dossierpagina’s 25, 45, 76 en 78). De politie heeft in die woning een breekijzer aangetroffen. Dit breekijzer behoorde niet toe aan de bewoners. Het breekijzer is in beslag genomen en veiliggesteld (dossierpagina 79). Gebleken is dat de tuindeur was opengebroken. Verbalisanten hebben bij de tuindeur een indruk van een breekwerktuig aangetroffen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat die indruk zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door het breekijzer. Aangever [slachtoffer 1] verklaart (dossierpagina 64) dat er verschillende artikelen klaar stonden om meegenomen te worden.
Verdachte heeft geen verklaring willen geven omtrent de reden van zijn aanwezigheid in die woning.
Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte en zijn mededader in die woning zijn aangetroffen, acht het hof bewezen dat verdachte en de medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot woninginbraak.
De verdachte heeft evenmin een verklaring willen afleggen over het in de woning aangetroffen breekijzer. Het hof houdt het er voor dat de verdachte en/of de medeverdachte dit breekijzer heeft/hebben gebruikt bij het plegen van het onder 1 bewezen verklaarde. Dat niet is komen vast te staan aan wie dit breekijzer toebehoorde dan wel wie van hen dit breekijzer feitelijk heeft gehanteerd, staat aan een bewezenverklaring van feit 1 niet in de weg.
Het onder 2 bewezen verklaarde behelst een gelijksoortig, zij het voltooid, feit, te weten dat de verdachte zich diezelfde dag tezamen en vereniging met de [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in de woning aan [adres 2] te Heeze.
De politie heeft op een tweetal plaatsen in die woning, te weten op de waterslag onder een draairaam en op het kalf van dat draairaam van de inpandige garage van die woning, schoenzoolafdrukken aangetroffen en veiliggesteld (dossierpagina 127). Van [medeverdachte] is een paar Nike schoenen in beslag genomen, naar het hof begrijpt het schoeisel dat de medeverdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding ter zake van feit 1 (dossierpagina 4).
In het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek d.d. 15 oktober 2013 is als conclusie opgenomen dat beide schoenspoorafdrukken veroorzaakt zijn met een schoen soortgelijk aan de schoenen van die medeverdachte (pagina 11 van dat afzonderlijk ingevoegde proces-verbaal).
Ook zijn door de politie twee indrukken in de onderste sluitnaad van het voornoemde draairaam veiliggesteld (het hof begrijpt: werktuigsporen; dossierpagina 127). In het proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek d.d. 9 oktober 2013 (pagina 6, dossierpagina 101) alsook in het ter zake opgemaakte aanvullend proces-verbaal d.d. 1 oktober 2014 is als conclusie opgenomen dat één van de twee afgevormde werktuigsporen bij de woning aan de [adres 2] (feit 2)
waarschijnlijkis veroorzaakt met het breekijzer dat is aangetroffen in de woning aan de [adres 1] (feit 1) en dat het andere aldaar afgevormde werktuigspoor
zeer waarschijnlijkdaarmee is veroorzaakt (pagina 25). Door de verbalisant wordt daarbij onder meer gerelateerd dat hij bij vergelijkend microscopisch onderzoek tussen enerzijds de op kraslijnen gelijkende indrukken in de afgevormde kras/indruksporen en anderzijds de vervaardigde replica van de spijkertrekker van het breekijzer aansluitende kraslijnen heeft waargenomen. Daarnaast zijn tussen enerzijds de afgevormde kras/indruksporen en anderzijds de afgevormde proefkrassporen aansluitende kraslijnen waargenomen.
Anders dan de raadsman van verdachte, acht het hof het vergelijkend werktuigsporen-onderzoek – gelet op de eisen die worden gesteld aan de kwalificaties van ter zake deskundigen en de wijze waarop het onderzoek is verricht, voldoende betrouwbaar om de op basis van dit onderzoek getrokken conclusies voor het bewijs te kunnen bezigen. Het hof merkt daarbij nog op dat de verbalisant ter terechtzitting in hoger beroep als getuige-deskundige is gehoord over het door hem uitgebrachte rapport en dat hij, mede aan de hand van de door hem opgemaakte processen-verbaal, voorzien van foto’s, zijn waarnemingen en conclusies nader heeft toegelicht en onderbouwd.
Op grond van met name de omstandigheid:
- dat verdachte en de medeverdachte bij een poging tot een woninginbraak aan de [adres 1] te Heeze op heterdaad zijn betrapt,
- dat de verdachte en de medeverdachte om toegang tot die woning te verkrijgen kennelijk gebruik hebben gemaakt van een breekijzer,
- dat op diezelfde middag eveneens in Heeze, aan [adres 2] , ook een woninginbraak heeft plaatsgevonden waarbij eveneens gebruik is gemaakt van een breekwerktuig,
- dat uit onderzoek is gebleken dat daarbij zeer waarschijnlijk het breekijzer is gebruikt dat door de verdachte en de medeverdachte bij de poging tot woninginbraak aan de [adres 1] te Heeze is gebruikt,
en in aanmerking genomen de omstandigheid dat de verdachte en de medeverdachte (ook) geen verklaring hebben willen afleggen over het bij de poging tot woninginbraak aan de [adres 1] aangetroffen breekijzer, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte en/of zijn medeverdachte zijn geweest die datzelfde breekijzer hebben gehanteerd bij de woninginbraak van feit 2 en dat de verdachte en de medeverdachte die woninginbraak hebben gepleegd.
Dat ook ter zake van feit 2 niet is komen vast te staan wie van beiden daadwerkelijk het breekijzer heeft gehanteerd, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg.
Uit de omstandigheid dat bij de woninginbraak aan [adres 2] (feit 2) onder meer een autosleutel is weggenomen (dossierpagina 122), leidt het hof af dat de verdachte en de medeverdachte het oogmerk hadden om de personenauto die bij deze woning was geparkeerd weg te nemen en dat zij ook degenen zijn geweest die dat vervolgens hebben gedaan (feit 3).
Dat bij het onderzoek naar de schoensporen is geconcludeerd dat door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten tussen de onderzochte schoenen van [medeverdachte] en de schoenafdruksporen niet kon worden vastgesteld dat de schoenafdruk-sporen daadwerkelijk zijn veroorzaakt met de schoenen van de medeverdachte staat niet in de weg aan de bewezenverklaring.
Het hof heeft voorts in de overwegingen betrokken dat het onderzoek van de onder [medeverdachte] in beslag genomen telefoon geen contra-indicatie voor zijn betrokkenheid, en evenmin voor die van verdachte, bij het onder 2 en 3 bewezen verklaarde oplevert. Nog daargelaten dat niet duidelijk is of de telefoon van de medeverdachte op enig moment is uitgezet waardoor geen zendmastgegevens beschikbaar zijn, is uit onderzoek ook niet duidelijk geworden op welk tijdstip de auto is weggenomen. Zo wordt door een getuige verklaard dat de auto al omstreeks 12.05 uur niet meer op de oprit is stond. Rond dat tijdstip straalde de telefoon van [medeverdachte] een zendmast in Heeze aan.
Aangezien het hof voor het bewijs geen gebruik maakt van de bij de woning aan de [adres 2] (feit 2) aangetroffen handschoensporen, behoeft het verweer in zoverre geen nadere bespreking.
Het hof verwerpt het verweer mitsdien in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft in het bijzonder gelet op de volgende omstandigheden:
- de verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, een voltooide woninginbraak en diefstal van een personenauto waardoor schade is veroorzaakt voor de betrokkenen: verdachte heeft zich hiervan klaarblijkelijk niets aangetrokken en zich enkel laten leiden door geldelijk gewin;
- een woninginbraak brengt naast de materiële schade voor de bewoners en omwonenden ook een gevoel van onveiligheid met zich, dat nog lang kan voortduren;
- de verdachte is blijkens het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 oktober 2014 niet eerder ter zake van een soortgelijk strafbaar feit veroordeeld.
Alles afwegende, acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Het in beslag genomen en nog niet terug gegeven breekijzer (koevoet), waarvan niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het toebehoort, is vatbaar voor verbeurdverklaring nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan.
Van de in beslag genomen en nog niet terug gegeven handschoenen en schoenen zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Vordering van de [benadeelde partij]
De [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingediend strekkende tot schadevergoeding van immateriële schade tot een bedrag van
€ 200,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en derhalve van rechtswege opnieuw aan de orde in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder 2 en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een verwijzing van verdachte in de kosten als hierna in de beslissing is vermeld.
Bij schrijven van 1 juli 2014 heeft de benadeelde partij aan het openbaar ministerie, afdeling slachtofferinformatie, kenbaar gemaakt dat zij voor de behandeling van de psychische klachten van haar zoon Daan kosten heeft/zal moeten maken en heeft zij verzocht om dit mee te nemen bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. Nu het wettelijk gezien niet is toegestaan om een vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te verhogen, zal het hof de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar de vordering tot schadevergoeding.
Het hof ziet echter wel aanleiding om dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen en om in dat kader te bepalen dat verdachte, naast de betaling van een bedrag van € 200, -, tevens een bedrag dient te betalen van € 80,- ter zake van de twee reeds ondergane behandelsessies van [zoon benadeelde partij] bij de kindertherapeut, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente. Het hof acht, gelet op de daarvan gegeven onderbouwing, voldoende aannemelijk gemaakt dat deze schade is veroorzaakt door de bewezen verklaarde woninginbraak.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- koevoet, blauw (goednummer PL2202-2013118361-697207).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 paar handschoenen, grijs, Nike (goednummer PL2202-2013118361-697189)
- 1 paar schoenen, zwart, Jingpin sport (goednummer PL2202-2013118361-697347).
Vordering van de [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , een bedrag te betalen van
€ 280,00 (tweehonderdtachtig euro) bestaande uit € 80,00 (tachtig euro) materiële schade en € 200,00 (tweehonderd euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. R.R. Everaars-Katerberg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.G.W.M. van der Vleuten, griffier,
en op 3 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.