In deze zaak gaat het om de behoefte van een jongmeerderjarige en de berekening van de draagkracht van de man in het kader van alimentatie. De man, appellant, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 8 mei 2013 aangevochten, waarin een bijdrage van € 225,06 per maand voor de jongmeerderjarige was vastgesteld. De man stelt dat hij dubbele woonlasten heeft en dat zijn draagkracht onvoldoende is om deze bijdrage te voldoen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van de man en de jongmeerderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de man per 1 januari 2014 geen dubbele woonlasten meer heeft, maar dat zijn draagkracht in de periode van 8 mei 2013 tot 1 januari 2014 ontoereikend was om de vastgestelde bijdrage te voldoen. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en de bijdrage voor de jongmeerderjarige voor de periode van 8 mei 2013 tot 1 januari 2014 op nihil gesteld. De man heeft recht op verrekening van de te veel betaalde alimentatie met toekomstige termijnen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven op 6 maart 2014.