ECLI:NL:GHSHE:2014:65

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
HD 200.032.775-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om memorie na deskundigenbericht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P. Bouman, verzocht om alsnog een memorie na deskundigenbericht te mogen nemen, nadat eerder een verzoek om uitstel was geweigerd op grond van artikel 2.14 van het pilotrolreglement van het hof. Het hof oordeelde dat het belang van de appellant om zijn standpunt over een deskundigenrapport naar voren te brengen zwaarder weegt dan de strikte naleving van het reglement.

De procedure begon met een tussenarrest van 19 maart 2013, waarin een psychiatrisch deskundigenonderzoek werd gelast. De appellant had op 5 november 2013 een memorie na deskundigenbericht moeten nemen, maar dit was niet gebeurd. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol van 3 december 2013, waar ook geen memorie werd genomen. De advocaat van de appellant had verzocht om uitstel, maar dit verzoek werd geweigerd.

Het hof overwoog dat de advocaat van de appellant mogelijk misleid was door de beschikbaarheid van een H5 formulier voor uitstel, dat sinds 1 januari 2013 niet meer gebruikt kon worden. Gezien de omstandigheden en het belang van de conclusies uit het psychiatrische rapport, besloot het hof de appellant alsnog de gelegenheid te geven om een memorie na deskundigenbericht te nemen. De zaak werd verwezen naar de rol van 18 maart 2014 voor het nemen van deze memorie, waarbij de geïntimeerde de mogelijkheid kreeg om een antwoordmemorie in te dienen.

Het hof hield verdere beoordeling aan in afwachting van de memorie van de appellant. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en het recht van partijen om hun standpunt te kunnen inbrengen, zelfs als dit in strijd is met interne reglementen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.032.775/01
arrest van 21 januari 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. P. Bouman te Helmond,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.A.N.H. Verkoeijen te Venlo,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 8 juni 2010, 15 maart 2011, 23 augustus 2011, 6 november 2012 en 19 maart 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond onder zaaknummer 82570/HA ZA 07-836 gewezen vonnis van 25 februari 2009.

22.Het verloop van de procedure

22.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 19 maart 2013;
- het deskundigenbericht van 25 september 2013.
22.2.
Op de rol van 5 november 2013 stond de zaak voor het nemen van memorie na deskundigenbericht aan de kant van [appellant]. Deze memorie is niet genomen, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 3 december 2013 voor antwoordmemorie aan de zijde van [geïntimeerde]. Op die datum is de antwoordmemorie niet genomen en tevens is een door [geïntimeerde] gevraagd uitstel van 6 weken geweigerd op grond van artikel 2.14 van het bij dit hof geldende pilotreglement.
Bij brief van 4 december 2013 heeft de advocaat van [appellant] het hof verzocht hem alsnog toe te staan de conclusie (hof: memorie) op de eerstvolgende rolzitting te nemen. Dit is eveneens op grond van genoemd artikel 2.14 geweigerd.
22.3.
Daarna is arrest bepaald op heden.

23.De verdere beoordeling

23.1.
Bij genoemd tussenarrest is een psychiatrisch deskundigenonderzoek gelast. Nu in het onderhavige geval de psychiatrische rapportage (mede) is gelast op verzoek van de eerder door het hof benoemde neuroloog – het hof verwijst naar zijn arrest van 6 november 2012 – en de neuroloog op basis van de psychiatrische rapportage zijn deskundigenbericht zal afronden, ziet het hof aanleiding [appellant] eerst alsnog in de gelegenheid te stellen een memorie na deskundigenbericht te nemen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
23.2.
Weliswaar mag de advocaat van [appellant] geacht worden op de hoogte te zijn van het bij dit hof geldende pilotreglement en had hij dus moeten weten dat vanaf 1 januari 2013 bij dit hof geen uitstel meer kon worden gevraagd door middel van een H5 formulier, maar genoemd H5 formulier was echter nog steeds digitaal beschikbaar zonder dat daarbij, anders dan thans het geval is, een waarschuwing, een zogenaamde ‘banner’, verscheen. Nadat de advocaat van [appellant] via dit formulier uitstel had gevraagd, gaf het roljournaal automatisch een uitstel van zes weken aan, terwijl dit volgens het geldende pilotreglement vier weken had moeten zijn. Dat de advocaat aldus op het verkeerde been is gezet, zoals hij in zijn brief van 4 december 2012 stelt, is alleszins voorstelbaar. Nu in het onderhavige geval bij de afronding van de neurologische rapportage de conclusies uit het psychiatrische deskundigenbericht van grote betekenis zullen zijn, acht het hof het op grond van de eisen van een goede procesorde van belang dat (de advocaat van) [appellant] - niet alleen aan de deskundige maar ook - aan het hof zijn standpunt over dit rapport kenbaar kan maken. In de gegeven omstandigheden weegt het recht van [appellant] om zijn standpunt over het deskundigenrapport in de procedure naar voren te kunnen brengen zwaarder dan een strikte naleving van het pilotprocesreglement.
23.3.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant]. [geïntimeerde] wordt desgewenst in de gelegenheid gesteld een antwoordmemorie na deskundigenbericht te nemen.
23.4.
In afwachting daarvan wordt iedere verdere beoordeling aangehouden.

24.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 18 maart 2014 voor het nemen van een memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, P.M.A. de Groot-van Dijken en H.A.W. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 januari 2014.