ECLI:NL:GHSHE:2014:679

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
HD 200.128.884_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst op grond van woonoverlast en bewijsopdracht

In deze zaak gaat het om een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst door Stichting Woonwenz, die zich baseert op klachten van omwonenden over ernstige overlast veroorzaakt door de huurder, [appellant]. De huurovereenkomst dateert van 16 augustus 1999 en de klachten zijn in 2012 bij Stichting Woonwenz binnengekomen. De klachten omvatten intimidatie, bedreigingen, verbaal geweld en geluidsoverlast. Ondanks herhaalde sommatie door Stichting Woonwenz om de overlast te beëindigen, heeft [appellant] hieraan geen gehoor gegeven. De kantonrechter heeft de vorderingen van Stichting Woonwenz toegewezen, wat heeft geleid tot een hoger beroep door [appellant].

In het hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat Stichting Woonwenz onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde overlast. De klachtenformulieren waren geanonimiseerd en er was geen bewijs dat de politie de overlast had geconstateerd. Het hof heeft Stichting Woonwenz toegelaten tot het leveren van bewijs van de gestelde overlast, waaronder het horen van getuigen. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.128.884/01
arrest van 11 maart 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. S.H.J. van der Linden,
tegen
Stichting Woonwenz,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.D.A. Quaedvlieg,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 juni 2013 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Venlo, gewezen vonnis van 20 maart 2013 tussen appellant – hierna [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – hierna Stichting Woonwenz – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer: 358271 / CV EXPL 12-4034)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties,
- het pleidooi op 15 januari 2014 waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
4.1.1.
Op grond van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst verhuurde Stichting Woonwenz aan [appellant] vanaf 16 augustus 1999 voor onbepaalde tijd de flatwoning, staande en gelegen te [postcode] [plaats] aan de [perceel 1.].
4.1.2.
Ingevolge artikel 6.6 van de toepasselijke algemene voorwaarden dient de huurder ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
4.1.3.
Stichting Woonwenz heeft in 2012 bij herhaling klachten ontvangen van omwonenden over door [appellant] veroorzaakte structurele ernstige overlast. Ook is geklaagd over intimidatie, vele bedreigingen, verbaal geweld jegens omwonenden, scheldpartijen, schreeuwen en gooien met deuren.
4.1.4.
Naar aanleiding van deze klachten heeft Stichting Woonwenz [appellant] bij brieven van 26 juli en 14 augustus 2012 gesommeerd een einde te maken aan de door omwonenden ervaren overlast en, bij laatstgenoemde brief, aangekondigd een ontbindingsprocedure te starten indien aan de sommatie geen gehoor wordt gegeven.
4.1.5.
Bij brief van 20 september 2012 is [appellant] nogmaals door Stichting Woonwenz aangeschreven. In de brief staat dat ondanks waarschuwingen en aanschrijvingen er geen einde is gekomen aan de door een grote groep huurders ervaren overlast en wordt [appellant], als laatste stap in het proces, dringend verzocht om te verschijnen op het kantoor van Stichting Woonwenz op woensdag 26 september 2012, zodat hij kan worden gewezen op de verstrekkende gevolgen van zijn handelwijze.
4.1.6.
[appellant] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Stichting Woonwenz heeft [appellant] bij brief van 1 oktober 2012 nog een laatste keer in de gelegenheid gesteld om op gesprek te komen. [appellant] is hier wederom niet op ingegaan.
4.1.7.
Bij brief van 17 oktober 2012 heeft Stichting Woonwenz aan [appellant] bericht een ontruimingsprocedure te zullen opstarten.
4.2.
Stichting Woonwenz vordert in dit geding de ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde en veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure. De kantonrechter heeft deze vorderingen bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis toegewezen. Ter uitvoering van het vonnis heeft [appellant] het verhuurde inmiddels ontruimd.
4.3.
[appellant] is tijdig van het vonnis in hoger beroep gekomen onder aanvoering van zes grieven. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling en leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor.
Klachten over overlast
4.4.
Stichting Woonwenz heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [appellant] gedurende zeer ruime tijd en op zeer grove wijze zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen heeft geschonden door structurele, ernstige overlast aan omwonenden te veroorzaken. Stichting Woonwenz heeft klachten van deze overlast ontvangen van omwonenden van negen verschillende adressen. Het betrof hoofdzakelijk structurele ernstige geluidsoverlast alsmede het uitschelden, bedreigen en intimideren van omwonenden. Ook de politie heeft bevestigd dat sprake is van ontoelaatbaar gedrag van [appellant] en dat vergeefs is geprobeerd om de situatie te verbeteren. Stichting Woonwenz heeft de volgende stukken overgelegd:
  • een groot aantal (meer dan 100) geanonimiseerde klachtenformulieren alsmede een handgeschreven verklaring houdende klachten over overlast, afkomstig van omwonenden;
  • een proces-verbaal van aangifte van bedreiging van 6 juni 2012 waarin is opgetekend de verklaring van mevrouw [getuige] over bedreiging door [appellant] op 5 juni 2012 (prod. 7 inl. dagv.), en
  • stukken van de politie Limburg-Noord (prod. 17 mva).
4.5.
[appellant] heeft zich tegen de vorderingen verweerd. Hij heeft betwist dat hij overlast heeft veroorzaakt. De hem verweten gedragingen heeft hij ontkend. Een groot deel van de klachten is afkomstig van zijn benedenbuurvrouw, mevrouw [getuige], en van zijn buurman de heer [buurman perceel 2.], woonachtig op [perceel 2.]. Dat deze buren zijn blijven klagen, is een gevolg van een burenconflict. Deze bewoners hebben [appellant] voortdurend gediscrimineerd en beledigd vanwege zijn Poolse afkomst en hebben tegen hem samengespannen. [appellant] heeft erop gewezen dat geen klachtenformulieren zijn overgelegd van vóór 2012 dan wel vóór het moment dat de heer [buurman perceel 2.] in het gehuurde is komen wonen. [appellant] woonde al sinds 1999 in het gehuurde. Totdat de heer [buurman perceel 2.] in het gehuurde is komen wonen, is er nooit over hem geklaagd. [appellant] stelt dat andere buurtbewoners helemaal geen overlast van hem ondervonden en dat juist derden overlast veroorzaakten. [appellant] is geregeld uitgescholden door mensen die bij zijn buurman over de vloer kwamen. Op 23 oktober 2012 is hij mishandeld door een kennis van de heer [buurman perceel 2.]. Van de mishandeling heeft [appellant] aangifte gedaan. [appellant] heeft getracht buurtbemiddeling tot stand te brengen. Dit is niet gelukt. Ook heeft hij contact opgenomen met Stichting Woonwenz. Van Stichting Woonwenz mag worden verwacht dat zij zorgvuldig onderzoek doet naar de vraag of daadwerkelijk sprake is van onaanvaardbare overlast. [appellant] heeft benadrukt dat medewerkers van Stichting Woonwenz nooit zelf ter plaatse zijn gegaan om de gestelde overlast te controleren. [appellant] heeft de volgende stukken overgelegd:
  • het proces-verbaal van zijn aangifte van mishandeling van 24 oktober 2012 (prod. 1 cva);
  • door enkele buurtbewoners van hun naam voorziene/ondertekende/geparafeerde verklaring dat zij geen (geluids)overlast ondervinden van [appellant] (prod. 2 cva);
  • verklaringen van omwonenden dat [appellant] is uitgescholden (door bezoekers van de buurman van [appellant]) (prod. 3 cva);
  • een verklaring van mw. [vriendin van buurman perceel 3.], vriendin van de heer [buurman van perceel 2.], buurman van [appellant] op nr. [perceel 3.], onder meer inhoudende dat zij in de afgelopen 15 jaar geen overlast van [appellant] heeft kunnen vaststellen (prod. H mvg), en
  • een verklaring van de overbuurvrouw van [appellant], onder meer inhoudende dat zij in de afgelopen 10 jaar geen overlast van [appellant] heeft gehad (prod. I mvg).
4.6.
Het hof is van oordeel dat [appellant] de door Stichting Woonwenz gestelde overlast gemotiveerd heeft weersproken en dat Stichting Woonwenz deze overlast met de overlegging van de hiervoor in 4.4 vermelde stukken onvoldoende heeft bewezen. Het hof acht daartoe van belang dat de klachtenformulieren zijn geanonimiseerd en dat uit de verklaringen zelf niet valt af te leiden van hoeveel verschillende omwonenden de klachten afkomstig zijn. Dit klemt te meer nu Stichting Woonwenz, zoals zij ter zitting van het hof heeft bevestigd, nimmer naar het bewuste appartementencomplex aan de [appartementencomplex] te [plaats] is gegaan om zelf (de aard en de ernst van) de klachten te constateren of te onderzoeken. De klachten hebben voorts hoofdzakelijk betrekking op de maanden augustus-november 2012, een naar het oordeel van het hof relatief korte periode, in aanmerking nemende dat [appellant] reeds vanaf augustus 1999 in het gehuurde woonachtig was. Daarbij komt dat uit de onweersproken stellingen van [appellant] volgt dat sprake was van een burenconflict en dat in dergelijke situaties gedrag doorgaans eerder tot irritatie en klachten aanleiding zal geven. De door Stichting Woonwenz overgelegde stukken van de politie Limburg-Noord betreffen informele, interne e-mailcorrespondentie en zijn naar het oordeel van het hof volstrekt ontoereikend om tot bewijs van de gestelde klachten te dienen. Uit deze correspondentie valt niet af te leiden dat de politie de overlast zelf heeft geconstateerd en evenmin dat de politie onderzoek naar de klachten heeft gedaan.
4.7.
Het hof zal Stichting Woonwenz overeenkomstig haar uitdrukkelijke bewijsaanbod in hoger beroep toelaten tot het leveren van bewijs van de door haar gestelde overlast, waaronder door middel van het doen horen van getuigen. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen op de wijze als vermeld hierna onder 5.
4.8.
Voor het overige houdt het hof iedere beslissing aan.

5.De uitspraak

laat Stichting Woonwenz toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [appellant] structurele ernstige overlast aan omwonenden van de eerder door hem gehuurde woning aan de [perceel 1.] heeft veroorzaakt;
bepaalt, voor het geval Stichting Woonwenz bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. N.J.M. van Etten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 25 maart 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van Stichting Woonwenz tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
bepaalt dat Stichting Woonwenz het schriftelijk bewijs dat zij wil bijbrengen, uiterlijk twee weken voor het verhoor aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en C.E.C.J. Ponsioen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 maart 2014.