In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 6 februari 2013 was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een geldboete van EUR 10.000,-- wegens hennepteelt. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen, maar met een lagere straf. De verdediging pleitte voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij het hof zich niet kon verenigen met het eerdere vonnis op bepaalde onderdelen. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen van 169 hennepplanten in de periode van 1 november 2011 tot en met 13 december 2011 in Ommel, gemeente Asten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor de hennepteelt, ondanks zijn betoog dat hij de paardenstal had verhuurd aan anderen die de hennep hadden geteeld.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan het ten laste gelegde feit. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de eerdere veroordeling van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het bewezen verklaarde feit, dat in strijd is met de Opiumwet.