Uitspraak
9.Het verdere verloop van het geding
- de akte na tussenarrest van Sotel van 19 november 2013 met twee producties;
- de antwoordakte na tussenarrest van de Rabobank van 17 december 2013.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Sotel B.V. tegen Coöperatieve Rabobank Het Markiezaat U.A. Sotel had een vordering tot herroeping ingediend na het verkrijgen van stukken via de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), die tijdens de oorspronkelijke procedure alleen in gecensureerde vorm beschikbaar waren. Het hof heeft de vordering afgewezen, omdat Sotel onvoldoende grond heeft aangetoond voor de toepassing van artikel 382 onder a) of c) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De procedure volgde op eerdere tussenarresten van het hof van 2 juli 2013 en 22 oktober 2013, waarin Sotel was uitgenodigd om nadere toelichting te geven over de ontvangst van de stukken. Sotel stelde dat zij pas op 31 januari 2011 bekend was geworden met de feitelijke inhoud van de stukken, maar het hof oordeelde dat de Rabobank dit niet langer betwistte. Het hof concludeerde dat de vordering tot herroeping niet kon worden gehonoreerd, omdat de overgelegde stukken geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die aanleiding konden geven tot heropening van het geding.
Het hof heeft de kosten van het geding aan Sotel opgelegd, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De uitspraak bevestigde het eerdere arrest van 27 januari 2004, waarbij de Rabobank in het gelijk was gesteld. Het hof verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Sotel direct aan deze kosten moet voldoen. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig aanleveren van relevante informatie in juridische procedures en de strikte eisen die aan herroeping worden gesteld.