ECLI:NL:GHSHE:2014:82

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
HD 200.124.171-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdelingskwestie van voormalige echtelijke woning en vakantiewoning in kort geding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een verdelingskwestie van de voormalige echtelijke woning en een vakantiewoning tussen twee ex-echtgenoten, [appellant] en [geïntimeerde]. De partijen zijn van 6 maart 1981 tot 22 mei 2008 gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. Na hun scheiding in 2008 is de gemeenschap nog niet volledig verdeeld. De voormalige echtelijke woning, die door [appellant] wordt bewoond, is belast met een hypotheek van € 100.000,-, terwijl de vakantiewoning niet met hypotheek is belast. Beide partijen zijn het erover eens dat de woningen verkocht moeten worden en dat de opbrengst verdeeld moet worden.

[geïntimeerde] heeft [appellant] verweten dat hij onvoldoende meewerkt aan de verkoop van de woningen, wat heeft geleid tot een kort geding in 2008. In dit kort geding werd [appellant] veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woningen en een gebruiksvergoeding van € 250,- per maand aan [geïntimeerde] te betalen. In de huidige procedure vordert [geïntimeerde] dat [appellant] binnen 48 uur na betekening van het arrest zijn medewerking verleent aan de verkoop van de woningen en dat hij een redelijke woonkostenvergoeding van € 600,- per maand gaat betalen.

Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, gezien het feit dat zij al jaren geen toegang heeft tot haar aandeel in de waarde van de onroerende zaken. Het hof wijst de vorderingen van [geïntimeerde] grotendeels toe, met uitzondering van enkele vorderingen die als onredelijk worden beschouwd. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor zover het betreft de gebruiksvergoeding en stelt deze vast op € 500,- per maand, ingaande 1 januari 2013. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.124.171/01
arrest van 21 januari 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A.J.M. van der Borst te [plaats 1.],
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. Th. Kremers te Breda,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 21 mei 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant onder zaaknummer C/02/257395 KG ZA 12-680 gewezen vonnis van 18 februari 2013.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 21 mei 2013 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast, welke comparitie geen doorgang heeft gevonden;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel;
- de akte van [geïntimeerde] met één productie.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de beide memories.

7.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
7.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
7.1.1.
Partijen zijn gehuwd geweest van 6 maart 1981 tot 22 mei 2008. Zij waren gehuwd in gemeenschap van goederen. De ontbonden gemeenschap is nog niet (volledig) verdeeld.
Tot de ontbonden gemeenschap behoort de voormalige echtelijke woning aan de [pand 1.] te [plaats 1.] alsmede een vakantiewoning aan de [pand 2.] te [plaats 2.].
Sinds partijen – in november 2007 – gescheiden zijn gaan wonen, wordt de voormalige echtelijke woning bewoond door [appellant]. [appellant] voert ook het beheer over de vakantiewoning.
Partijen zijn het erover eens dat zowel de voormalige echtelijke woning als de vakantiewoning (aan derden) verkocht moet worden en dat de verkoopopbrengst tussen hen moet worden verdeeld. Op de voormalige echtelijke woning rust een (aflossingsvrije) hypotheek van € 100.000,-. De vakantiewoning is – zo begrijpt het hof – niet met hypotheek belast.
7.1.2.
[geïntimeerde] verwijt [appellant] dat hij zich niet of in ieder geval onvoldoende inspant om tot verkoop van de onroerende zaken te komen. Met het oog hierop heeft zij in 2008 een kort geding tegen [appellant] aangespannen. Dat kort geding heeft geleid tot een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 20 oktober 2008 (in het vonnis waarvan thans beroep is per abuis vermeld dat het om een vonnis van 28 oktober 2008 zou gaan), in welk vonnis [appellant] is veroordeeld om mee te werken aan een verlaging van de vraagprijs voor de voormalige echtelijke woning tot € 529.000,- en om, indien zich ook na drie maanden adverteren geen serieuze gegadigden hebben gemeld, mee te werken aan een verdere verlaging van de vraagprijs tot minimaal € 450.000,-, zulks ter beoordeling van BSR Makelaars. [appellant] is voorts veroordeeld om aan [geïntimeerde] met ingang van 1 september 2008 een woonkostenvergoeding (bedoeld is: een gebruiksvergoeding) van € 250,- per maand te betalen.
7.1.3.
De onderhavige procedure is door [geïntimeerde] aangespannen omdat [appellant] zich volgens [geïntimeerde] nog steeds niet of onvoldoende inspant om tot verkoop van de voormalige echtelijke woning en?de vakantiewoning (door partijen ook aangeduid met chalet) te komen. Zij vordert thans het volgende (waarbij [appellant] wordt aangeduid met de man en [geïntimeerde] met de vrouw):
I
De man te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen arrest (althans binnen een termijn die uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren) zijn medewerking te verlenen aan beëindiging van de verkoopopdracht bij [makelaar 1.]/ [makelaar 2.] voor de verkoop van de echtelijke woning staande en gelegen aan de [pand 1.] te [plaats 1.], een en ander op straffe van een door de man te verbeuren dwangsom van € 1.000,00 per dag of een dusdanig bedrag als uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren, voor iedere dag c.q. dagdeel dat de man in gebreke blijft zijn medewerking hieraan te verlenen.
II.
a.
De man te gelasten binnen om binnen 72 uur na betekening van het in deze te wijzen arrest (althans binnen een termijn die uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren) gezamenlijk met de vrouw een schriftelijke opdracht te verstrekken aan makelaar [makelaar 3.] van makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 1.] om al hetgeen deze makelaar noodzakelijk acht te doen om te trachten het registergoed aan de [pand 1.] te [plaats 1.] te verkopen tegen de redelijkerwijs best haalbare prijs en daarbij medewerking te verlenen aan alle daartoe door de makelaar voorgestelde acties (waaronder open huizen routes), waarbij in de opdrachtbevestiging zal worden opgenomen dat de vraagprijs van het registergoed in eerste instantie zal worden bepaald op € 425.000,000 kosten koper
(en na zes maanden op € 400.000,00 kosten koper) en dat het speelveld voor wat betreft te
accepteren biedingen zal worden gesteld tussen de € 350.000,00 en € 425.000,00 kosten koper en waarbij tevens zal worden overeengekomen dat wanneer de woning niet binnen vier maanden na aanvang verkoopperiode verkocht is, de makelaar alsdan zal trachten de woning te veilen, bij welke veiling een minimale verkoopopbrengst zal hebben te gelden van
€ 325.000,00 kosten koper en waarbij tevens zal worden overeengekomen dat wanneer ook een veiling niet tot verkoop van de woning leidt, de makelaar alsdan naar een opkoper zal mogen zoeken die de woning voor iedere prijs zal mogen overnemen (subsidiair voor minimaal € 250.000,00 kosten koper), althans de initiële vraagprijs en het speelveld van te accepteren biedingen vast te stellen op dusdanige bedragen als uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren. Een en ander op straffe van een door de man aan de vrouw te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag of dagdeel dat de man nalaat
zijn medewerking aan het bovenstaande te verlenen.
b.
Te bepalen dat, indien de man binnen één week na betekening van het in deze te wijzen arrest
(althans binnen een termijn die uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren) zijn
medewerking niet geeft tot het verlenen van een verkoopopdracht aan mevrouw Agnes Témesen van makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 1.], of zijn medewerking niet verleent aan het accepteren van een bieding binnen het afgesproken speelveld/de veiling van de woning/het verkopen van de woning aan een opkoper of zijn medewerking niet geeft aan een notarieel transport van de woning, de vrouw op grond van artikel 3:174 BW gemachtigd is om het registergoed van partijen staande en gelegen aan de [pand 1.] te [plaats 1.] te gelde te maken door onderhandse verkoop met inachtneming van het navolgende:
- - - Tot de verkoop dient opdracht te worden gegeven aan makelaar [makelaar 3.] van
makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 1.].
- De initiële vraagprijs zal worden gesteld op € 425.000,00.
- Het wordt aan het inzicht van de vrouw overgelaten welke biedingen zij wel c.q. niet
accepteert en/of zij wel/ niet de vraagprijs zal verlagen na verloop van zes maanden.
- Na een verkoopperiode van vier maanden zal het de vrouw toegestaan zijn de woning door
middel van een veiling te proberen te verkopen waarbij een opbrengst van minimaal
€ 325.000,00 zal hebben te gelden.
- Wanneer ook een veiling geen soelaas biedt, zal het de vrouw in samenspraak met de
makelaar toegestaan zijn een opkoper voor de woning te zoeken die de woning tegen iedere
prijs zal mogen overnemen.
- De makelaarskosten (courtage) en de notariskosten zullen voor rekening van partijen komen
en wel ieder voor de helft.
- De verkoopopbrengst welke resteert na aftrek van de hypotheekschuld, de makelaarskosten
en notariskosten zal bij helfte tussen de man en de vrouw gedeeld worden.
- Na het sluiten van de koopovereenkomst zal de man daarvan in kennis worden gesteld.
- De vrouw is in deze volledig bevoegd de man te vertegenwoordigen.
c.
De man te veroordelen om binnen 72 uur na betekening van het in deze te wijzen arrest (althans binnen een termijn die uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren) zijn medewerking te verlenen aan verkoop van de echtelijke woning staande en gelegen aan de [pand 1.] te [plaats 1.], in die zin dat a) makelaar [makelaar 3.] en de door haar ingeschakelde fotograaf toegang verkrijgen tot de woning teneinde deze te bezichtigen en verkoopfoto’s te maken en b) makelaar [makelaar 3.] toegang verkrijgt tot de woning teneinde deze met potentiële kopers te kunnen bezichtigen en c) makelaar [makelaar 3.] sleutels verkrijgt van alle vertrekken en toegangsdeuren van de woning/de schuur/de garage/de tuin, een en ander op straffe van een door de man te verbeuren dwangsom van
€ 1 .000,00 per dag of een dusdanig bedrag als uw Voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, voor iedere dag c.q. dagdeel dat de man in gebreke blijft zijn
medewerking hieraan te verlenen.
III.
De man te veroordelen om met ingang van 1januari 2013, althans met ingang van een datum als uw Gerechtshof juist acht, aan de vrouw een redelijke woonkostenvergoeding te voldoen van € 600,00 per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag als uw Gerechtshof juist acht tot datum levering van de woning aan de kopers.
IV.
De man te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen arrest
medewerking te verlenen aan verlaging van de vraagprijs van het gezamenlijke vakantiechalet van partijen aan de [pand 2.] te [plaats 2.] naar € 65.000,00 kosten koper, bij gebreke waarvan primair het arrest in deze zaak in de plaats treedt van de daartoe noodzakelijke medewerking c.q. de noodzakelijke rechtshandeling van de man, danwel (subsidiair) de man een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft.
V.
De man te gelasten om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen arrest iedere bieding op het chalet aan de [pand 2.] te [plaats 2.] vanaf € 55.000,00 kosten koper, althans vanaf een door uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag, te accepteren, bij gebreke waarvan (primair) het arrest in deze zaak in de plaats treedt van de daartoe noodzakelijke medewerking c.q. noodzakelijke rechtshandeling van de man, danwel (subsidiair) de man een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft.
VI.
a.
De man te gelasten om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen arrest (althans binnen een termijn die uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren) gezamenlijk met de vrouw schriftelijk een opdracht te verstrekken aan [makelaar 4.] Makelaars te [vestigingsplaats], inhoudende dat op het moment dat binnen 4 maanden nadat de verlaging van de vraagprijs van het chalet aan de [pand 2.] te [plaats 2.] (zoals gevorderd onder IV) is doorgevoerd, het chalet nog immer niet verkocht is, de makelaar alsdan zal trachten het chalet te veilen, bij welke veiling een minimale verkoopopbrengst zal hebben te gelden van
€ 35.000,00 kosten koper en waarbij tevens wordt overeengekomen dat wanneer ook de veiling niet tot verkoop van het chalet leidt, de makelaar alsdan een opkoper zal mogen zoeken die het chalet zal mogen overnemen voor minimaal € 25.000,00 kosten koper. Een en ander op straffe van een door de man aan de vrouw te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag of dagdeel dat de man nalaat zijn medewerking aan het bovenstaande te verlenen.
b.
Te bepalen dat, indien de man binnen één week na betekening van het in deze te wijzen arrest
(althans binnen een termijn die uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren) zijn
medewerking niet geeft tot het verlenen van een opdracht aan [makelaar 4.] Makelaars zoals onder VI. A gevorderd, of zijn medewerking niet verleent aan verlaging van de vraagprijs van het chalet naar € 65.000,00 zoals gevorderd onder IV, of zijn medewerking niet verleent aan het accepteren van een bieding binnen het afgesproken speelveld zoals gevorderd onder V, de veiling van het chalet, het verkopen van het chalet aan een opkoper of zijn medewerking niet geeft aan een notarieel transport van het chalet, de vrouw op grond van artikel 3:174 BW gemachtigd is om het chalet van partijen staande en gelegen aan de [pand 2.] te [plaats 2.] te gelde te maken door onderhandse verkoop met inachtneming van het navolgende:
- Tot de verkoop dient opdracht te worden gegeven aan iedere door de vrouw gewenste
makelaar, in welk kader het de vrouw desgewenst zal zijn toegestaan de aan [makelaar 4.]
Makelaars verstrekte opdracht te beëindigen.
- De initiële vraagprijs zal worden gesteld op € 65.000,00 kosten koper.
- Het wordt aan het inzicht van de vrouw overgelaten welke biedingen zij wel c.q. niet
accepteert. Ook wordt het aan het inzicht van de vrouw overgelaten of zij op enig moment de
vraagprijs van het chalet nog verder verlaagt.
- Na een verkoopperiode van vier maanden zal het de vrouw toegestaan zijn het chalet door
middel van een veiling te proberen te verkopen waarbij een opbrengst van minimaal
€ 35.000,00 zal hebben te gelden.
- Wanneer ook een veiling geen soelaas biedt, zal het de vrouw in samenspraak met de
makelaar toegestaan zijn een opkoper voor het chalet te zoeken die het chalet tegen iedere
prijs zal mogen overnemen.
- De makelaarskosten (courtage) en de notariskosten zullen voor rekening van partijen komen
en wel ieder voor de helft.
- De verkoopopbrengst welke resteert na aftrek van een eventuele hypotheekschuld, de
makelaarskosten en notariskosten zal bij helfte tussen de man en de vrouw gedeeld worden.
Na het sluiten van de koopovereenkomst zal de man daarvan in kennis worden gesteld.
De vrouw is in deze volledig bevoegd de man te vertegenwoordigen.
VII.
De man te veroordelen in de kosten van het geding.
Deze vordering komt overeen met haar vordering in eerste aanleg.
7.1.4.
[appellant] vorderde in eerste aanleg in reconventie:
I. De vrouw te verbieden tot executie over te gaan ter zake een vordering betreffende de gebruiksvergoeding met betrekking tot de woning [pand 1.] te [plaats 1.] zoals aangegeven in een brief d.d. 8 januari 2013 van deurwaarderskantoor PVU te [plaats 1.], zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor elke handeling die in strijd met het verbod mocht worden verricht.
II. De gebruiksvergoding ten behoeve van de vrouw met betrekking tot de woning [pand 1.] te [plaats 1.] te stellen op nihil althans op een lager bedrag dan € 250,- per maand, zulks ingaande zodanige datum als rechtens in goede justitie bepaald dient te worden.
II. De vrouw te veroordelen in de kosten van het geding in reconventie.
7.1.5.
Ten aanzien van de vorderingen van [geïntimeerde] met betrekking tot de voormalige echtelijke woning heeft de voorzieningenrechter in het vonnis waarvan beroep het volgende overwogen:
Ter zitting zijn partijen overeen gekomen dat de echtelijke woning verkocht moet
worden en dat daartoe een nieuwe makelaar aangezocht zal worden, te weten Tomesen
makelaardij te [plaats 1.]. Voorts zijn partijen overeengekomen dat de vrouw contact op zal
nemen met Tomesen en dat partijen gezamenlijk aan haar een verkoopopdracht zullen geven,
waarbij Tomesen zal worden verzocht de woning te taxeren waarna de vraagprijs door haar
zal worden bepaald. Partijen zullen Tomesen laten bepalen wat nodig is om te komen tot een
spoedige verkoop van de woning. Partijen zijn overeengekomen dat de kosten van de
verkoop van de echtelijke woning door hen ieder voor de helft zullen worden voldaan en dat
ook de kosten van de oude makelaar(s) [makelaar 1.] en/of [makelaar 2.]
gezamenlijk gedragen zullen worden indien er nog kosten in rekening worden gebracht.
Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter op de in de kort geding dagvaarding
onder I en II genoemde vorderingen beslissen als hierna vermeld. Nu partijen
overeenstemming hebben bereikt op dit punt, is voor de verzochte dwangsom geen plaats.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens:
- [appellant] veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis zijn medewerking te
verlenen aan beëindiging van de verkoopopdracht bij [makelaar 1.] en/of [makelaar 2.]
voor de verkoop van de voormalige echtelijke woning;
- [appellant] gelast om binnen 72 uur na betekening van het vonnis gezamenlijk met [geïntimeerde]
een schriftelijke opdracht te verstrekken aan makelaar [makelaar 3.] van
makelaarskantoor [makelaarskantoor] te [plaats 1.], waarbij de woning wordt getaxeerd en de
vraagprijs wordt bepaald door [makelaar 3.];
- [appellant] gelast zijn medewerking te verlenen aan alle door makelaar [makelaar 3.] in
redelijkheid voorgestelde acties ter bevordering van de verkoop van de voormalige
echtelijke woning waaronder open huizen routes.
7.1.6.
Ten aanzien van de gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning heeft de voorzieningenrechter in het vonnis waarvan beroep overwogen (samengevat):
- dat in het eerdere vonnis in kort geding (d.d. 20 oktober 2008), rekening houdend met alle
relevante omstandigheden, [appellant] is veroordeeld om een gebruiksvergoeding van
€ 250,- per maand te betalen;
- dat geen van partijen hoger beroep heeft ingesteld tegen die beslissing;
- dat partijen onvoldoende hebben onderbouwd waarom de vergoeding in een
spoedprocedure respectievelijk verhoogd dan wel verlaagd moet worden.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de vordering van [geïntimeerde] sub III en de reconventionele vordering van [appellant] sub II afgewezen. Ook de reconventionele vordering sub I is door de voorzieningenrechter afgewezen.
7.1.7.
Ten aanzien van de vakantiewoning heeft de voorzieningenrechter de vordering van [geïntimeerde] om [appellant] te veroordelen om binnen 48 uur na de betekening van het vonnis mee te werken aan een verlaging van de vraagprijs (van € 85.000,-) naar € 65.000,- toegewezen. De voorzieningenrechter overwoog daartoe (samengevat):
- dat partijen het erover eens zijn dat het chalet moet worden verkocht;
- dat zich tot op heden nog geen belangstellenden voor koop hebben gemeld;
- dat het belang van [geïntimeerde] om vier jaar na datum echtscheiding het vermogen van
partijen te gelde te maken zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om te wachten op
betere tijden.
De voorzieningenrechter heeft aan voormelde veroordeling een dwangsom verbonden van
€ 250,- per dag met een maximum van € 5.000,-.
De overige vorderingen van [geïntimeerde] met betrekking tot de vakantiewoning zijn door de voorzieningenrechter afgewezen.
7.1.8.
Beide partijen hebben grieven aangevoerd tegen het vonnis van de voorzieningenrechter.
7.2.
De eerste grief van [appellant] houdt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [geïntimeerde] een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen met betrekking tot de voormalige echtelijke woning en de vakantiewoning. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] niet onderbouwd dat zij voor haar levensonderhoud afhankelijk is van de opbrengst van de voormelde onroerende zaken. Verder wijst hij erop dat verkoop van de onroerende zaken in de huidige marktsituatie erg moeilijk is en tot onherstelbare schade zal leiden.
7.3.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen. Zij is al sinds de echtscheiding van partijen (22 mei 2008) verstoken van haar aandeel in de waarde van de onroerende zaken. Ondanks het feit dat de onroerende zaken al jarenlang te koop staan heeft zich nog geen enkele gegadigde gemeld, noch voor de woning, noch voor het chalet. [geïntimeerde] heeft naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat dit gebrek aan belangstelling in ieder geval mede veroorzaakt wordt door het feit dat de vraagprijzen te hoog te zijn en door het feit dat onvoldoende verkoop bevorderende maatregelen worden genomen. Voor wijziging van de situatie is medewerking van [appellant] nodig, te meer omdat voor beide onroerende zaken geldt dat hij de feitelijke gebruiker is.
Het belang van [appellant] om de huidige situatie te laten zoals deze is in afwachting van betere tijden, moet hiervoor wijken, te meer omdat onzeker is óf de situatie op de (vakantie)woningmarkt zal verbeteren en zo ja wanneer.
Het voorgaande betekent dat de eerste grief van [appellant] faalt.
7.4.
Grief 2 van [appellant] en de eerste incidentele grief van [geïntimeerde] richten zich tegen de beslissing van de voorzieningenrechter met betrekking tot de voormalige echtelijke woning: [appellant] stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [geïntimeerde] met betrekking tot de voormalige echtelijke woning geheel afgewezen moeten worden; [geïntimeerde] wenst daarentegen dat haar vorderingen zoals hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 7.1.3. onder I en II volledig worden toegewezen.
7.5.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De voorzieningenrechter heeft de veroordeling van [appellant] met betrekking tot de voormalige echtelijke woning gebaseerd op de tussen partijen (het hof begrijpt: ter zitting van de voorzieningenrechter) bereikte overeenstemming zoals hiervoor weergegeven onder 7.1.5.
Niet gesteld of gebleken is dat [geïntimeerde], naar aanleiding van de bereikte overeenstemming, haar vorderingen heeft ingetrokken. De voorzieningenrechter kon dan ook – binnen de grenzen van de bereikte overeenstemming – de vorderingen van [geïntimeerde] toewijzen. Zij had ook belang bij die toewijzing
Dit betekent dat de tweede grief van [appellant] faalt.
Ook de eerste incidentele grief van [geïntimeerde] faalt: voor een verdergaande voorziening dan in het vonnis waarvan beroep is bepaald, is, gelet op de tussen partijen bereikte overeenstemming, geen plaats. Niet gesteld of gebleken is dat zich omstandigheden hebben voorgedaan die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat [geïntimeerde] niet langer gehouden kan worden aan de gemaakte afspraken.
7.6.
De derde grief van [appellant] en de tweede grief van [geïntimeerde] hebben betrekking op de beslissing van de voorzieningenrechter met betrekking tot de vakantiewoning.
[appellant] stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [geïntimeerde] ten aanzien van de vakantiewoning alsnog volledig moeten worden afgewezen. Voor een verlaging van de vraagprijs is naar de mening van [appellant] geen plaats. Hij wil, zo begrijpt het hof, ook met betrekking tot de verkoop van de vakantiewoning afwachten totdat de marktsituatie verbeterd is, mede omdat hij voor zijn pensioenvoorziening afhankelijk is van de verkoopopbrengst van de vakantiewoning.
[geïntimeerde] vordert in hoger beroep dat haar vorderingen, zoals deze hiervoor in rechtsoverweging 7.1.3. onder IV, V, en VI zijn geformuleerd, alsnog volledig worden toegewezen.
7.7.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
In het voorgaande is reeds overwogen dat [geïntimeerde] er belang bij heeft dat zij, inmiddels ruim vijfeneenhalf jaar na de echtscheiding, de beschikking krijgt over haar aandeel in de onroerende zaken die tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap horen. Gelet hierop en op de omstandigheid dat zich in al die jaren géén kandidaat-koper heeft gemeld op basis van een vraagprijs van € 85.000,-, heeft [geïntimeerde] er een gerechtvaardigd belang bij om de vraagprijs te verlagen naar het door haar genoemde bedrag van € 65.000,-. Het belang dat [appellant] heeft om te wachten totdat de marktsituatie (mogelijk) verbetert, moet hiervoor wijken.
Dit betekent dat de derde grief van [appellant] faalt.
7.8.
Ook de tweede incidentele grief van [geïntimeerde] faalt: het hof is, net als de voorzieningenrechter, van oordeel dat voor verdergaande voorzieningen om te komen tot een verkoop van de vakantiewoning thans geen plaats is, waarbij het hof laat meewegen dat de vakantiewoning door partijen vlak voor de echtscheiding is gekocht voor een bedrag van
€ 80.000,- en dat de waarde dit jaar nog is getaxeerd op € 83.000,- (productie bij memorie van grieven van [appellant]).
7.9.
De derde incidentele grief van [geïntimeerde] heeft betrekking op de hoogte van de door [appellant] te betalen gebruiksvergoeding voor de woning. Die gebruiksvergoeding is in het eerdere kort geding (vonnis d.d. 20 oktober 2008) vastgesteld op € 250,- per maand, ingaande 1 september 2008.
[geïntimeerde] vordert thans dat de vergoeding wordt vastgesteld op € 600,- per maand, dit ingaande 1 januari 2013.
7.10.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Anders dan de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat de in 2008 vastgestelde gebruiksvergoeding aanpassing behoeft. Het hof acht in dit verband van belang dat, zoals overwogen, inmiddels ruim vijfeneenhalf jaar zijn verstreken sinds de ontbinding van het huwelijk zonder dat [geïntimeerde] heeft kunnen beschikken over haar aandeel in de waarde van de (door de man bewoonde) woning, terwijl niet te voorzien is wanneer zij daarover wél zal kunnen beschikken.
Uitgaande van de gebruikelijke wijze van berekenen van de gebruiksvergoeding (de helft van 4% over de gemiddelde overwaarde in de periode dat [appellant] met uitsluiting van [geïntimeerde] in de woning woont) moet een vergoeding van € 250,- per maand onredelijk laag worden geacht. De omstandigheid dat [appellant] de hypotheekrente voor de woning en de overige eigenaarslasten voldoet, maakt dit niet anders.
De gemiddelde overwaarde van de woning stelt het hof schattenderwijs vast op € 300.000,- (waarbij het hof uitgaat van een hypothecaire lening van € 100.000,-, van een getaxeerde waarde in 2008 van € 520.000,- en van een waarde die op het moment van daadwerkelijke verkoop beduidend lager al zijn). Hiervan uitgaande is een gebruiksvergoeding van € 500,- per maand redelijk.
Het hof zal [appellant] veroordelen om dat bedrag met ingang van 1 januari 2013 aan [geïntimeerde] te voldoen. De vordering van [geïntimeerde] wordt voor het overige afgewezen.
Het voorgaande betekent dat de derde incidentele grief van [geïntimeerde] gedeeltelijk slaagt.
7.11.
Op grond van het voorgaande zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd wat betreft de beslissing inzake de gebruiksvergoeding. Het hof zal op dit punt opnieuw beslissen zoals hiervoor is vermeld.
Voor het overige zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd.
De kosten van het hoger beroep zullen worden gecompenseerd aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.

8.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend voor zover daarin de vordering van [geïntimeerde] met betrekking tot de gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning is afgewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om met ingang van 1 januari 2013 aan [geïntimeerde] een vergoeding voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning te voldoen van € 500,- per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen;
wijst af het meer of anders gevorderde;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, C.D.M. Lamers en M.J. van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 januari 2014.