ECLI:NL:GHSHE:2014:867

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
20-003771-11 OWV
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak

In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De zaak betreft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde is geschat op 8.058,67 Euro. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel had vastgesteld op basis van de opbrengst van de verkoop van vogels, die illegaal waren vervoerd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd zou worden, terwijl de verdediging betoogde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel lager zou moeten worden geschat, omdat er kosten in mindering gebracht dienden te worden. Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel herzien en vastgesteld op 9.171 Euro, waarna het de aftrekbare kosten heeft berekend. Uiteindelijk heeft het hof de totale kosten vastgesteld op 1.295,50 Euro, wat resulteert in een te ontnemen bedrag van 8.523,25 Euro.

Het hof heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft overwogen dat er geen aanleiding was om de betalingsverplichting lager vast te stellen dan het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door de economische kamer van het gerechtshof, waarbij de betrokken rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en de relevante kosten en opbrengsten in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003771-11 OWV
Uitspraak : 21 maart 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Breda van 28 september 2011 op de vordering ex artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 02-997509-09 tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij dat vonnis, waartegen veroordeelde hoger beroep heeft ingesteld, is het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op 8.058,67 Euro en is aan hem een betalingsverplichting opgelegd tot datzelfde bedrag.
De veroordeelde heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de beroepen beslissing zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op een lager bedrag dient te worden geschat nu een aantal kosten nog in mindering op het ontnemingsbedrag dient te worden gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Beoordeling
Bij arrest van dit hof van heden (onder parketnummer 20-003755-11) is de veroordeelde tot straf veroordeeld ter zake van het medeplegen van het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en Faunawet, meermalen gepleegd (feit 1) en het deelnemen aan een organisatie die tot het oogmerk heeft het plegen van misdrijven (feit 3).
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e (oud) van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of en zo ja in hoeverre de veroordeelde wederrechtelijk voordeel - waaronder begrepen de besparing van kosten - heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde feit dan wel soortgelijke feiten.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst
Bij de stukken bevindt zich een voordeelsrapportage [1] . In deze rapportage wordt voor veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op 11.550 Euro per persoon. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengst uit de verkoop van vogels naar aanleiding van de transporten van 22 oktober 2008, 25 februari 2009 en 14 mei 2009 onder aftrek van de aankoopkosten van de vogels en tevens onder aftrek van een bedrag dat aan medeveroordeelde [medeveroordeelde 2] is betaald. Bij de behandeling van de vordering in eerste aanleg heeft de officier van justitie voornoemd bedrag bijgesteld tot 9.171 Euro [2] , kennelijk vanwege het feit dat de in de voordeelsrapportage gehanteerde verkoopprijzen van de vogels lager moesten zijn. [3] De rechtbank heeft dit bedrag van 9.171 Euro tot uitgangspunt van haar berekening genomen en daar vervolgens nog enige kosten op in mindering gebracht, waarna een te ontnemen bedrag van 8.058,67 Euro resteerde.
De opbrengst op basis van de voordeelsrapportage, zoals hiervoor aangegeven bestaande uit de opbrengst van de verkoop van vogels naar aanleiding van de transporten van 22 oktober 2008, 25 februari 2009 en 14 mei 2009 en onder aftrek van de aankoopkosten van de vogels en tevens onder aftrek van een bedrag dat aan medeveroordeelde [medeveroordeelde 2] is betaald en zoals dat is bijgesteld door de officier van justitie, is blijkens de pleitnota ook in eerste aanleg, in geval van bewezenverklaring, door de verdediging als uitgangspunt genomen en is door haar ook in hoger beroep niet betwist. [4]
Het hof zal dan ook uitgaan van de voormelde berekening van de opbrengst, zijnde een bedrag van 9.171 Euro.
Kosten
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door de veroordeelde naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten.
Door de verdediging is bepleit dat van het voormelde bedrag van 9.171 Euro nog de navolgende kosten dienen te worden afgetrokken:
1.
Reiskosten [verdachte] (Antilliaanse guldens) 5520
2.
Aanschaf vogels (117x35) (Antilliaanse guldens) 4095
3.
Kosten transportkooitjes (Antilliaanse guldens) 325
4.
Voer in quarantaine Curaçao (Antilliaanse guldens) 475
5.
Gezondheidscertificaten veterinaire dienst (Ant. Guldens) 85
6.
Taxi Schiphol-Dinteloord (Euro) 145
Het hof oordeelt hierover als volgt:
1.
Reiskosten [verdachte]:
Het hof is anders dan de rechtbank en de verdediging van oordeel dat (slechts) een deel van de reiskosten gemaakt door veroordeelde in mindering dient te worden gebracht. Het hof heeft hierbij onder meer acht geslagen op de verklaring van [verdachte] zoals afgelegd bij de politie op 20 juli 2009.
‘Ik ben puur en alleen voor de smokkel naar Nederland gevlogen. Ik kon nu ook gebruik maken van de situatie om familie zien’(dossierpagina 38, map 5, over het transport van 10 juli 2009) alsmede zijn verklaring d.d. 23 juli 2009: ‘
Vanwege de slechte gezondheidstoestand van mijn vader was ik in die tijd zonder meer naar Nederland gegaan’ (dossierpagina 48, map 5, over het transport in mei 2009).
Het hof leidt uit deze verklaringen van [verdachte] af dat het doel van de reizen naar Nederland het verkopen van de vogels was maar dat een belangrijk nevendoel bestond uit familiebezoek. Het hof zal dan ook de helft (50%) van de gemaakte reiskosten in mindering brengen.
2.
Aanschaf vogels:
Het hof stelt vast dat aanschafkosten (117x35) kennelijk betrekking hebben op de vogels van de zending van 10 juli 2009. Deze zending vogels is op Schiphol onderschept en heeft derhalve geen wederrechtelijk voordeel opgeleverd. Om die reden komen de kosten van deze zending niet voor aftrek (op het door eerdere zendingen verkregen voordeel) in aanmerking.
3.
Kosten transportkooitjes:
Blijkens de pleitnota zijn de kosten van de transportkooitjes gegrond op een door medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] betaalde rekening aan [bedrijf] wegens ‘aluminium en gaas’. Uit het dossier blijkt evenwel dat de voor de zendingen naar Nederland gebruikte transportkooitjes (doelbewust) waren vervaardigd van plastic. In zoverre is dit onderdeel van de opgevoerde kosten onvoldoende onderbouwd en komt het niet voor toewijzing in aanmerking.
4.
Voer:
Het hof zal kosten voor voer in mindering brengen. Het hof schat deze kosten op
190,25 Euro.
5.
Gezondheidscertificaat:
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de kosten voor het gezondheidscertificaat niet kunnen worden afgetrokken. Het hof heeft geconstateerd dat een gezondheidscertificaat was afgegeven voor andere vogels dan die [verdachte] op het moment van aanhouding bij zich had.
6.
Taxi Schiphol-Dinteloord:
Dit onderdeel van de af te trekken kosten is door de verdediging niet nader onderbouwd terwijl veroordeelde in zijn verklaring van 23 juli 2009 stelde: ‘
Op Schiphol aangekomen (..) reisde ik per trein naar Roosendaal. Daar pakte ik de bus naar Dinteloord’(dossierpagina 48, map 5, over het transport in mei 2009). Ook met betrekking tot de overige zendingen zijn het hof geen zodanige taxikosten bekend zodat deze aftrekpost niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de volgende berekening van de in mindering te brengen kosten (in Antilliaanse guldens):
Reiskosten [verdachte] (5520 x 50%) 2760 (Antilliaanse guldens)
Omgerekend is dit een bedrag van 1.105,25 Euro.
De totale kosten die in mindering worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel zijn:
1.105,25 Euro (reiskosten) + 190,25 Euro (voer) = 1.295,50 Euro
In de pleitnota worden voormelde kostenposten in hun geheel van het te ontnemen bedrag per veroordeelde afgetrokken. Zoals ook de te ontnemen opbrengst slechts voor de helft aan respectievelijk veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] wordt toegerekend dienen ook de aftrekbare kosten evenredig te worden verdeeld.
Totaal aftrekbare kosten:
1.295,50 Euro : 2 = 647,75 Euro
Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt derhalve:
9.171,- Euro (opbrengst) - 647,75 Euro (kosten) = 8.523,25 Euro
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van 8.523,25 Euro aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ambtshalve overweegt het hof dat het in de draagkracht van de veroordeelde noch anderszins aanleiding ziet om de betalingsverplichting lager vast te stellen dan het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
8.523,25 (achtduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en vijfentwintig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 8.523,25 (achtduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en vijfentwintig cent).
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 21 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.H. Klip en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.“Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict”, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] d.d. 15 maart 2010, dossiernummer 2009110072, dossierpagina’s map 5, 356-370, met bijlagen.
2.Zie de aan het proces-verbaal van de zitting van 14 december 2011 gehechte tekst van het requisitoir 1e aanleg.
3.Zie de beslissingen van de rechtbank Breda, d.d. 28 september 2011 met parketnummer 02-994725-09 ([medeveroordeelde 1]) en 02-997509-09 ([verdachte]).
4.Zie respectievelijk de aan het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank Breda d.d. 14 september 2011 gehechte pleitnota en de op de zitting van dit gerechtshof van 21 februari 2014 door de verdediging overgelegde pleitnota in de ontnemingszaken van veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde 1].