Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 84889/KG ZA 12-158)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
primairten grondslag dat hij heeft voldaan aan de bij voormelde vonnissen tegen hem uitgesproken veroordelingen omdat op 16 december 2006 alle nog opgeslagen boeken in zijn opdracht zijn vernietigd, zodat het op 2 juli 2007 op de aandelen in [Beheer] B.V. gelegde executoriale beslag pas na verloop van de verjaringstermijn van zes maanden (art. 611g lid 1 Rv.) is gelegd.
Subsidiairstelt [geïntimeerde] dat, voor zover na 16 december 2006 nog dwangsommen verbeurd zijn, de op 2 juli 2007 aangevangen executie geduurd heeft tot 6 oktober 2008, dat in die periode de verjaring gestuit was, maar dat op laatstgenoemde datum [Beheer] B.V. is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig waren, zodat het beslag is “ komen te vervallen”. Nu [geïntimeerde] sinds 6 oktober 2008 tot (de hernieuwde betekening van de vonnissen op) 31 augustus 2010 niets meer over de executie heeft vernomen is de vordering op 7 april 2009 verjaard, aldus [geïntimeerde].
Voor zover dit oordeel al anders zou moeten luiden heeft te gelden dat [appellante] heeft betwist dat de boeken zijn vernietigd en dat de onderhavige kort gedingprocedure geen ruimte biedt voor bewijslevering.
primairegrondslag niet toewijsbaar is.
subsidiairegrondslag van de vordering beoordelen.
Voorts blijkt uit de door [geïntimeerde] (als productie 1 bij memorie van antwoord en productie D ten behoeve van het pleidooi in appel) overgelegde bankafschriften met betrekking tot de rekening van de vennootschap dat in de periode van januari tot en met november 2009 op die rekening mutaties hebben plaats gevonden. Een verklaring voor het aanhouden van een bankrekening door de vennootschap in een periode waarin deze volgens [geïntimeerde] reeds had opgehouden te bestaan geeft [geïntimeerde] niet.
[Beheer] B.V. heeft voorts bij brief van 4 juni 2009 (derhalve ongeveer acht maanden na het gestelde einde van de vennootschap) aan [gerechtsdeurwaarders] Gerechtsdeurwaarders een mededeling gedaan over de waarde van de aandelen in de vennootschap. Voor de verzending van die brief door een, naar de stellingen van haar directeur/enig aandeelhouder, niet meer bestaande vennootschap geeft [geïntimeerde] geen genoegzame verklaring. [geïntimeerde] stelt niet meer te weten in welke context deze brief geplaatst dient te worden (memorie van antwoord sub 15).
Het ontbindingsbesluit van de aandeelhoudersvergadering van [Beheer] B.V. (productie C ten behoeve van het pleidooi in appel) is gedateerd op 6 oktober 2008. Dat besluit rept niet over het feit dat er geen baten aanwezig zouden zijn.
Voorts lag ten tijde van het ontbindingsbesluit reeds beslag op de aandelen in [Beheer] B.V. en had de rechtbank aan [appellanten c.s.]toestemming verleend deze aandelen te verkopen, hetgeen [geïntimeerde] bekend was.
Tegenover alle voornoemde omstandigheden volstaat [geïntimeerde] met de stelling dat de vennootschap is opgericht als stamrecht B.V. waarin nimmer werkzaamheden zijn ontplooid. Zulks acht het hof evenwel op zich onvoldoende om aan te kunnen nemen dat op 6 oktober 2008 geen baten aanwezig waren.
subsidiairegrondslag.