ECLI:NL:GHSHE:2015:1146

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
HD200.159.381_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv betreffende vordering tot schadevergoeding en inzage in verzekeringsdocumenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een incident dat was ingesteld door [appellant] tegen Medtronic c.s. De vordering van [appellant] was gericht op het verkrijgen van inzage in documenten met betrekking tot een AOP-verzekering die door de rechtsvoorganger van Medtronic c.s. zou zijn afgesloten. [appellant] stelde dat hij rechtmatig belang had bij deze documenten, omdat hij wilde beoordelen of er sprake was van een tekortkoming of onrechtmatig handelen door Medtronic c.s. in relatie tot de verzekeraar, Nationale Nederlanden.

Medtronic c.s. verweerde zich door te stellen dat de gevraagde documenten al in het geding waren en dat [appellant] geen rechtmatig belang had bij de inzage. Het hof oordeelde dat de relevante bescheiden al in het geding waren en dat [appellant] onvoldoende had aangetoond dat de overige gevraagde documenten van belang waren voor de beoordeling van het geschil. Daarom werd de vordering van [appellant] afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in de hoofdzaak, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden. Het hof benadrukte dat de beoordeling van de vordering plaatsvond binnen het kader van het Nederlandse procesrecht, zoals bepaald in artikel 10:3 BW.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.159.381/01
arrest van 31 maart 2015
gewezen in het incident ex artikel 843a Rv
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
hierna aan te duiden als: [appellant] ,
advocaat: mr. F.J. Van Eeckhoutte te Amersfoort,
tegen

1.de vennootschap naar vreemd recht Medtronic Inc.,gevestigd te [vestigingsplaats] , Minnesota [postcode] (Verenigde Staten van Amerika),

2.
Medtronic B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: Medtronic c.s.,
advocaat: mr. R.F.H. Mertens te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 16 september 2014 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda gewezen vonnis van 18 juni 2014 tussen [appellant] als eiser en Medtronic c.s. als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 766915 CV EXPL 13-1462)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het tussenvonnis van 3 juli 2013.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv;
  • de antwoordconclusie in het incident ex artikel 843a Rv.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
De vordering van [appellant] strekt ertoe Medtronic c.s. op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv op straffe van een hoofdelijk te verbeuren dwangsom te veroordelen om aan [appellant] een afschrift te verstrekken van alle bescheiden aangaande het sluiten, in stand houden en beëindigen van de in de procedure bedoelde AOP-verzekering van Nationale Nederlanden waarin [appellant] werd begunstigd, waaronder (i) het AOP-polisblad, (ii) de toentertijd bij dat polisblad behorende verzekeringsvoorwaarden en eventuele (andere) addenda, (iii) data van premiebetalingen en (iv) de bescheiden en correspondentie tussen de rechtsvoorganger van Medtronic c.s. en/of Medtronic c.s. enerzijds en de verzekeraar anderzijds aangaande de beëindiging van de begunstiging ingevolge de AOP-verzekering van [appellant] .
3.2.
[appellant] stelt daartoe dat de rechtsvoorganger van Medtronic c.s. en/of Medtronic c.s. zelf ten gunste van hem een AOP-verzekering heeft afgesloten, dat zij hem daar niet in heeft gekend, hem evenmin de bescheiden aangaande die verzekering heeft verstrekt en dat Nationale Nederlanden, de verzekeraar, de polis niet aan hem wil verstrekken, omdat niet hij, maar (de rechtsvoorganger van) Medtronic c.s. de verzekeringnemer is. [appellant] stelt dat hij rechtmatig belang heeft om een afschrift te ontvangen van bedoelde stukken omdat hij op basis van de gegevens uit die bescheiden kan beoordelen of de rechtsvoorganger van Medtronic c.s. en/of Medtronic c.s. jegens de verzekeraar toerekenbaar is tekortgeschoten of anderszins onrechtmatig heeft gehandeld jegens de verzekeraar en (mitsdien) [appellant] indirect heeft benadeeld en of de AOP-verzekering op juiste gronden werd beëindigd.
3.3.
Medtronic c.s. stellen zich kort gezegd op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen omdat:
- de verzochte stukken deels al in het geding zijn,
- de overige gevraagde bescheiden onvoldoende bepaald zijn,
- [appellant] bij de toewijzing geen rechtmatig belang heeft,
- behoorlijke rechtsbedeling ook gewaarborgd is zonder de gevraagde gegevens en
- sprake is van feitelijke onmogelijkheid.
3.4.
Tegen het oordeel van de rechtbank inzake de internationale rechtsmacht heeft [appellant] in de hoofdzaak niet gegriefd, zodat het hof van de juistheid daarvan zal uitgaan. Wat betreft het procesrecht is in internationale gedingen uitgangspunt dat dit wordt beheerst door de wet van het land van de aangezochte rechter. In lijn hiermee is in artikel 10:3 BW bepaald dat op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter het Nederlandse recht van toepassing is. Dit heeft tot gevolg – zoals tussen partijen kennelijk ook niet in geschil is – dat de in onderhavige zaak aan de orde zijnde processuele kwesties, waaronder de onderhavige incidentele vordering, beoordeeld dienen te worden naar Nederlands procesrecht.
3.5.
Artikel 843a lid 1 Rv maakt onder voorwaarden een uitzondering op het beginsel dat iemand onder hem berustende bescheiden in beginsel niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven. Degene die daarbij rechtmatig belang heeft kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Op grond van het vierde lid van genoemd artikel is degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft of onder zich heeft, niet gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde bescheiden is gewaarborgd. In het algemeen kan van een rechtmatig belang in de zin van laatstgenoemd artikellid reeds sprake zijn indien degene die afschrift verlangt dat stuk niet meer tot zijn beschikking heeft maar wel bekend is met de inhoud ervan en dat stuk in de procedure zou willen overleggen. Voldoende is dat het desbetreffende stuk relevant kan zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer.
3.6.
Het hof constateert dat [appellant] in eerste aanleg als productie 5 (een kopie van) zijn deelnemersbewijs van de AOP-verzekering bij Nationale Nederlanden in het geding heeft gebracht en dat Medtronic c.s. als productie 3 de polisvoorwaarden van de verzekering ("Voorwaardenblad nr. 464-97") in het geding hebben gebracht (die overigens ook op 24 september 2010 door Nationale Nederlanden aan de advocaat van [appellant] zijn verstrekt
– zie productie 23 bij repliek). Naar het hof nu kan beoordelen zijn daarmee de relevante bescheiden in het geding. Immers, de vordering in de hoofdzaak strekt tot het krijgen van een verklaring van recht en schadevergoeding op grond van een toerekenbare tekortkoming, althans onrechtmatig handelen bestaande uit het verzuim de arbeidsongeschiktheid van [appellant] bij Nationale Nederlanden te melden en [appellant] heeft niet, althans onvoldoende, toegelicht in welke zin de overige stukken waarvan [appellant] afschrift wil ontvangen in dit verband van belang kunnen zijn. Het hof is daarom van oordeel dat op dit moment redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de gevraagde bescheiden niet voldoende relevant zijn voor de beoordeling van het voorliggende geschil tussen partijen.
3.7.
Het voorgaande betekent dat de incidentele vordering van [appellant] zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het incident, met de wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad, zoals door Medtronic c.s. gevorderd.
In de hoofdzaak
3.8.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van [appellant] af;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van Medtronic c.s. tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf zeven dagen na betekening van het arrest tot aan de dag der voldoening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 12 mei 2015 voor memorie van antwoord aan de zijde van Medtronic c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 maart 2015.
griffier rolraadsheer