ECLI:NL:GHSHE:2015:1168

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
F 200 145 120_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en vermogensrechtelijke afwikkeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de echtscheiding en de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk tussen partijen zijn behandeld. De man heeft in zijn beroepschrift verzocht om de beschikking van 8 januari 2014 te vernietigen en opnieuw te beslissen over verschillende financiële verplichtingen, waaronder het betalen van een bedrag van € 1.551,73 en het terugstorten van saldi van spaarrekeningen van de kinderen. De vrouw heeft in haar verweerschrift verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en heeft zelf incidenteel appel ingesteld, waarbij zij onder andere verzocht om de man te veroordelen tot betaling van € 15.000,- ter zake van de afkoopsom van een beleggingspolis.

De mondelinge behandeling vond plaats op 5 februari 2015, waarbij beide partijen bijgestaan werden door hun advocaten. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en de inhoud van de processtukken. Het hof heeft vastgesteld dat partijen op 25 juni 1997 zijn gehuwd en dat het verzoek tot echtscheiding op 29 mei 2012 is ingediend. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en de vermogensrechtelijke afwikkeling behandeld.

In de beoordeling van het hof zijn verschillende grieven van de man en de vrouw besproken, waaronder de kosten van de CV-ketel, de boiler, de verdeling van bankrekeningen en de afkoopsom van de ING Dynamic Fonds Beleggingspolis. Het hof heeft geoordeeld dat de man recht heeft op een vergoeding van de kosten van de boiler en dat de vrouw een bedrag van € 7.500,- aan de man dient te voldoen ter zake van de opbrengst van de beleggingspolis. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en in zoverre opnieuw beslist, terwijl de overige beslissingen zijn bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 2 april 2015
Zaaknummer: F 200.145.120/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/04/116444 / FA RK 12-773 en C/04/119847 / FA RK 12-1772
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.V.T.E. van der Woning,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.J. Lemmens.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 8 januari 2014 en de tussenbeschikkingen die daaraan voorafgingen van 12 december 2012 betreffende de echtscheiding (C/04/116444 / FA RK 12-773) en van 13 februari 2013 betreffende de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk (C/04/119847 / FA RK 12-1772, waarin een comparitie is gelast).

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 april 2014, heeft de man verzocht voormelde beschikking van 8 januari 2014 te vernietigen op de onderdelen zoals aangegeven in zijn beroepschrift en opnieuw rechtdoende:
  • de vrouw te veroordelen binnen veertien dagen na het wijzen van deze beschikking aan de man te voldoen een bedrag van € 1.551,73 en tevens vast te stellen dat de nota’s van de gemeente Peel en Maas die aan de man in rekening zijn gebracht tussen partijen bij helfte dienen te worden gedeeld, na overlegging van een kopie van deze nota’s aan de vrouw door de man, met veroordeling van de vrouw om vervolgens binnen veertien dagen na factuurdatum de helft van het aan de man in rekening gebrachte bedrag aan de man te voldoen;
  • de vrouw te veroordelen om binnen veertien dagen na het wijzen van een beschikking in dezen, de saldi van de spaarrekeningen van de kinderen bij de Rabobank d.d. 16 mei 2012 ten bedrage van € 7.050,- terug te storten op de spaarrekeningen van de kinderen bij de Rabobank;
  • de andere bankrekeningen, te weten internetspaarrekeningen van de kinderen bij de Rabobank met de nummers [bankrekeningnummer 1], [bankrekeningnummer 2], [bankrekeningnummer 3] en [bankrekeningnummer 4] worden omgezet naar een en/en rekening op naam van beide partijen en dat partijen gezamenlijk het beheer voeren over deze rekeningen;
  • de vrouw te veroordelen binnen veertien dagen na het wijzen van de beschikking in dezen de vrouw te veroordelen om de luchtbuks te retourneren aan de man te behoeve van [zoon van partijen], alsmede alle in haar bezit zijnde sleutels van de echtelijke woning en de parasolvoet.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 10 juni 2014, heeft de vrouw verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel het hoger beroep van de man te verwerpen en de verzoeken van de man af te wijzen.
Tevens heeft de vrouw incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen op de onderdelen zoals door de vrouw aangegeven in haar verweerschrift in hoger beroep tevens inhoudende incidenteel hoger beroep en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
  • de man ter zake van de ING Dynamic Fonds Beleggingspolis (met depotnummer [depotnummer van beleggingspolis]), de totale afkoopsom van € 30.000,- dient te vergoeden aan de gemeenschap, dan wel nog een bedrag aan de vrouw dient te voldoen ter hoogte van de helft van deze afkoopsom van de beleggingspolis, zijnde een bedrag van € 15.000,-;
  • de eenmanszaak [eenmanszaak] aan de man zal worden toegedeeld onder uitbetaling door de man aan de vrouw van de helft van de waarde van deze eenmanszaak, zijnde € 10.000,-, derhalve onder uitbetaling van een bedrag van € 5.000,-.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met productie, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2014, heeft de man verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel appel, dan wel het incidenteel appel van de vrouw te verwerpen en haar verzoeken af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 februari 2015.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Van der Woning;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Lemmens.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 juni 2013;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 22 januari 2015.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel
3.1.
In hoger beroep kan van het volgende worden uitgegaan:
Partijen zijn op 25 juni 1997 te [plaats] met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
Het verzoek tot echtscheiding is ingediend op 29 mei 2012.
Bij tussenbeschikking van 12 december 2012 heeft de rechtbank Roermond (onder meer) tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
De echtscheidingsbeschikking is op 28 februari 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij de genoemde tussenbeschikking zijn de verzoeken tot vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk van partijen afgesplitst en is bepaald dat deze verder worden behandeld onder zaaknummer C/04/119847 / FA RK 12-1772.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
1) de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt vastgesteld:
aan de man wordt toegedeeld:
  • de echtelijke woning onder de voorwaarden zoals tussen partijen overeengekomen op 18 december 2013, indien overname door de man onmogelijk blijkt, zal de woning worden verkocht met inachtname van de op 18 december 2013 tussen partijen gesloten overeenkomst;
  • de eenmanszaak [eenmanszaak], onder de verplichting € 2.500,- aan de vrouw te voldoen wegens overbedeling;
  • de levensverzekering Delta Loyd [levensverzekering Dela Loyd] onder de verplichting € 2.500,- aan de vrouw te voldoen wegens overbedeling;
  • de bankrekening SNS [SNS bankrekeningnummer] en Nationale Nederlanden [rekeningnummer Nationale Nederlanden], waarbij de helft van de waarde op 29 mei 2012 wegens overbedeling aan de vrouw dient te worden voldaan;
  • de Volkswagen Transporter onder de verplichting € 2.250,- aan de vrouw te voldoen wegens overbedeling;
  • de inboedel, overeenkomstig de afspraak van 24 juni 2013 onder de verplichting € 1.812,50 aan de vrouw te voldoen wegens overbedeling;
  • de polis nationaal spaarfonds [polis nationaal spaarfonds], onder de verplichting € 3.774,43 aan de vrouw te voldoen wegens overbedeling.
aan de vrouw wordt toegedeeld:
  • de volgende bankrekeningen: Rabobank [bankrekeningnummer 5], Rabobank [bankrekeningnummer 6], Rabobank [bankrekeningnummer 7] en Centraal Beheer [bankrekeningnummer Centraal Beheer], waarbij de helft van de waarde op 29 mei 2012 als overbedeling aan de man dient te worden voldaan;
  • Daewoo Kalos onder de verplichting € 1.500,- aan de man te voldoen wegens overbedeling.
2) de wijze van verdeling vastgesteld ten aanzien van de belastingrestituties, in die zin dat de belastingrestituties tot en met 31 december 2011 bij helfte worden gedeeld en dat belastingrestituties vanaf 1 januari 2012 zullen worden toegedeeld aan degene op wiens naam deze staan zonder verdere verrekening;
3) de man veroordeeld een bedrag van € 1.500,- aan de vrouw te voldoen als gebruiksvergoeding;
4) de beslissing met betrekking tot de verdeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
5) bepaald dat elke partij de eigen kosten van de procedure draagt;
6) het meer of anders verzochte afgewezen.
3.3.
Partijen kunnen zich op onderdelen met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De man heeft in zijn principaal appel zes grieven aangevoerd. De vrouw heeft in haar incidenteel appel twee grieven aangevoerd. De grieven houden verband met de volgende onderwerpen:
  • kosten van de CV-ketel (grief 1);
  • kosten van de boiler (grief 2);
  • bankrekening Centraal Beheer (grief 3);
  • nota’s gemeente Peel en Maas (grief 4);
  • bankrekeningen kinderen (grief 5);
  • inboedel (grief 6);
  • ING Dynamic Fonds Beleggingspolis (grief 1 incidenteel appel);
  • eenmanszaak [eenmanszaak] (grief 2 incidenteel appel).
3.5.
Het hof zal de onderwerpen hierna bespreken. Nu partijen daartegen geen grief hebben gericht, gaat het hof voor het bepalen van de omvang van de huwelijksgemeenschap uit van de door de rechtbank gehanteerde peildatum van 19 oktober 2011 en voor de waardering van de huwelijksgemeenschap van de door de rechtbank gehanteerde peildatum van 29 mei 2012 (zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding).
3.6.
Kosten van de CV-ketel (grief 1)
3.6.1.
De rechtbank heeft in rov. 2.2.2 ‘Echtelijke woning’ onder meer overwogen dat partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 juni 2013 tot overeenstemming zijn gekomen over de afwikkeling en de wijze van afwikkeling ten aanzien van de kosten van de CV-ketel.
3.6.2.
De man voert in zijn eerste grief aan dat hij ten tijde van de mondelinge behandeling niet de factuur voorhanden had betreffende de kosten van de CV-ketel. De werkelijke kosten bedragen echter niet € 1.400,-, zoals was aangehouden, maar bedragen blijkens de factuur van [bedrijf 1] d.d. 12 juli 2012 (productie 17) € 2.991,66. De man is van mening dat de helft van de daadwerkelijke kosten van de CV-ketel met de vrouw dienen te worden verrekend in plaats van de geschatte kosten ad € 1.400,-.
3.6.3.
De vrouw heeft de grief van de man bestreden en zij stelt dat de man er volledig aan voorbij gaat dat partijen ter zake van de kosten van de CV-ketel op de zitting in eerste aanleg overeenstemming hadden bereikt. Het enkele feit dat de man thans in hoger beroep opeens wel in staat is de factuur van de CV-ketel te overleggen, kan daaraan niets afdoen, aldus de vrouw.
3.6.4.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat partijen in eerste aanleg overeenstemming hebben bereikt over de kosten van de CV-ketel. Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 juni 2013 zijn partijen overeengekomen dat een bedrag van € 1.400,- ten nadele van de vrouw zal worden verrekend na verkoop van de woning. Gesteld noch gebleken is uit hoofde van welke rechtsgrond de man niet langer aan deze overeenkomst gehouden zou kunnen worden. Het standpunt van de vrouw dat zij helemaal niets meer zou hoeven te betalen omdat de woning niet aan een derde is verkocht en geleverd en de man de enige is die profijt heeft van de nieuwe CV-ketel, kan niet worden aanvaard. Ter zitting in hoger beroep is namelijk gebleken dat de waarde die partijen hebben bepaald voor de overdracht van de woning aan de man, is gebaseerd op een door een derde uitgebracht bod op de woning inclusief CV-ketel. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat grief 1 van de man faalt.
3.7.
Kosten van de boiler (grief 2)
3.7.1.
De rechtbank heeft in rov. 2.2.2 ‘Echtelijke woning’ geoordeeld dat de kosten ter zake van de afkoop van de boiler voor rekening van de man dienen te blijven nu deze kosten niet nader zijn gesubstantieerd.
3.7.2.
De man stelt in zijn tweede grief dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de kosten van de afkoop van de boiler voor rekening van de man dienen te blijven nu deze kosten niet nader zijn gesubstantieerd. Ten tijde van de mondelinge behandeling had de man de factuur van [bedrijf 2] d.d. 25 januari 2013 betreffende het vroegtijdig beëindigen van de huurovereenkomst van de elektrische boiler van de echtelijke woning niet voorhanden. Nu deze kosten zijn gekoppeld aan de echtelijke woning en zijn opgekomen na de peildatum, is de man van oordeel dat de vrouw nog een bedrag van € 29,62, zijnde de helft van het factuurbedrag ad € 59,24, aan hem dient te voldoen.
3.7.3.
De vrouw heeft de grief van de man bestreden en stelt dat de man de factuur makkelijk aan de rechtbank had kunnen overleggen nu de factuur dateert van ruim voor de datum van de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Nu uit de overgelegde factuur blijkt dat deze dateert van 25 januari 2013 en het kosten van vroegtijdige afkoop van de boiler betreft, welke afkoop pas ruim na de peildatum van 29 mei 2012 heeft plaatsgevonden, kan ook thans in hoger beroep het door de man alsnog overleggen van de factuur niet leiden tot een veroordeling van de vrouw in de helft van de kosten. Bovendien was de vrouw van het afkopen van de boiler niet op de hoogte en heeft zij hier nimmer toestemming voor gegeven, aldus de vrouw.
3.7.4.
Het hof overweegt als volgt.
De woning behoorde aan partijen gezamenlijk toe. Ingevolge artikel 3:172 BW delen de echtgenoten naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijk goed oplevert, en moeten zij in dezelfde evenredigheid bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht. Nu de boiler deel uitmaakte van de woning en deze in elk geval ten tijde van de afkoop van de boiler nog aan beide partijen gezamenlijk in eigendom toebehoorde, brengt voormeld artikel met zich dat partijen gehouden zijn ieder de helft van de kosten van de afkoop van de boiler te voldoen, zodat de vrouw aan de man verschuldigd is de helft van het factuurbedrag van € 59,24, zijnde € 29,62.
Derhalve slaagt grief 2 van de man.
3.8.
Bankrekening Centraal Beheer (grief 3)
3.8.1.
De rechtbank heeft in rov. 2.2.8 vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over onder meer de verdeling van de bankrekeningen, waarbij de rechtbank de waarderingsdatum heeft bepaald op 29 mei 2012.
3.8.2.
De man stelt in zijn derde grief dat bij de waardering van de bankrekening bij Centraal Beheer met rekeningnummer [bankrekeningnummer Centraal Beheer] is uitgegaan van een onjuiste waarde. Daartoe voert de man het volgende aan. Uit het onder productie 19 overgelegde overzicht d.d. 7 januari 2012 blijkt dat de waarde ten minste € 2.972,05 bedroeg en niet zoals door de vrouw is opgegeven € 2.919,49. In het kader van de waardering per de peildatum dient dan ook uitgegaan te worden van voormeld bedrag van € 2.972,05, zodat de vrouw nog aan de man dient te voldoen een bedrag van € 26,28.
3.8.3.
De vrouw heeft de grief van de man bestreden en stelt dat partijen in eerste aanleg overeenstemming hadden bereikt over de wijze van verdeling van de bankrekening bij Centraal Beheer. Dat de man nu tot de conclusie komt dat van een onjuist saldo is uitgegaan, is onvoldoende om de rechtsgeldigheid van de tussen partijen ter zitting bereikte overeenstemming aan te tasten.
3.8.4.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat partijen in eerste aanleg overeenstemming hebben bereikt omtrent de verdeling van de bankrekeningen, waaronder de bankrekening bij Centraal Beheer met rekeningnummer [bankrekeningnummer Centraal Beheer]. Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 juni 2013 zijn partijen overeengekomen dat de bankrekening bij Centraal Beheer aan de vrouw dient te worden toegedeeld tegen een waarde van € 2.919,49, onder de verplichting daarvan de helft aan de man te voldoen. Gesteld noch gebleken is uit hoofde van welke rechtsgrond de man niet langer aan deze overeenkomst gehouden zou kunnen worden. Derhalve faalt grief 3 van de man.
3.9.
Nota’s gemeente Peel en Maas (grief 4)
3.9.1.
De rechtbank heeft in rov. 2.2.8 geoordeeld dat gelet op de peildatum de nota’s van de gemeente Peel en Maas niet tot vergoedingsrechten aanleiding geven.
3.9.2.
De man stelt dat partijen ter zake de nota’s van de gemeente Peel en Maas ten bedrage ad € 628,15, respectievelijk € 2.305,-, het erover eens waren dat partijen de betreffende kosten ieder voor de helft voor hun rekening zouden nemen. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst de man naar het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 juni 2013.
3.9.3.
De vrouw erkent “
dat de in het proces-verbaal van de zitting opgenomen afspraken de ter zitting tussen partijen gemaakte afspraken betreft”. Volgens de vrouw zijn deze afspraken tussen partijen gemaakt uitgaande van de situatie waarin de woning aan derden zou worden verkocht en beide partijen derhalve niet meer de voordelen en geneugten van de verkregen toestemmingen van de gemeente zouden genieten. Nu partijen naderhand (en in kort geding) tot andere afspraken met elkaar zijn gekomen, namelijk dat de man de woning zou overnemen, dienen de kosten van de gemeente naar de mening van de vrouw volledig voor rekening van de man te komen en te blijven.
3.9.4.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat partijen in eerste aanleg overeenstemming hebben bereikt omtrent de nota’s van de gemeente Peel en Maas ad € 628,15 en € 2.305,-. Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 juni 2013 zijn partijen overeengekomen dat de betreffende nota’s ieder voor de helft voor hun rekening komen, waarbij een en ander tussen partijen verrekend zou worden bij verkoop van de woning, mits de nota’s aan de wederpartij zijn overgelegd. Wat daar ook van zij, nu ter zitting in hoger beroep is gebleken dat voormelde kosten ad € 628,15 en € 2.305,- niet door de gemeente in rekening zijn gebracht, kunnen deze kosten ook niet worden betrokken in de verdeling. Derhalve faalt de grief van de man.
3.10.
Bankrekeningen kinderen (grief 5)
Ter zitting in hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt over de spaarrekeningen van de kinderen, inhoudende dat de vrouw de eerder door haar van de spaarrekening van de kinderen opgenomen saldi zal terugstorten op een voor 1 maart 2015 nieuw te openen spaarrekening voor ieder van de kinderen die op hun eigen naam zal worden gesteld en waarvan de gelden niet eerder opneembaar zullen zijn dan vanaf hun achttiende verjaardag. De vrouw heeft daarbij toegezegd dat zij ten bewijze hiervan een kopie van het stortingsbewijs aan de man zal doen toekomen.
3.11.
Inboedel (grief 6)
3.11.1.
De rechtbank heeft onder rechtsoverweging 2.2.8 onder meer opgenomen dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de wijze van afdoening ten aanzien van de inboedel.
3.11.2.
De man stelt dat partijen bij het opstellen van de lijst betreffende de inboedel zijn vergeten de luchtbuks daarin op te nemen. De man acht het voor de zoon van partijen, [zoon van partijen], van belang dat de vrouw de luchtbuks aan de man retourneert zodat [zoon van partijen] daarover weer kan beschikken. Voorts stelt de man dat de vrouw ten onrechte de sleutels van de echtelijke woning nog in haar bezit heeft, alsmede de parasolvoet.
3.11.3.
De vrouw heeft de grief van de man bestreden en stelt dat partijen tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg overeenstemming hebben bereikt over de volledige verdeling van de inboedel. Hetgeen de man in deze grief aanvoert tast de rechtsgeldigheid van die overeenkomst niet aan, zodat de grief van de man niet kan slagen, aldus de vrouw.
3.11.4.
Het hof overweegt als volgt.
Ter zitting in hoger beroep hebben partijen met elkaar vastgesteld dat de luchtbuks is vernietigd en dat de sloten van de voormalige echtelijke woning zijn vernieuwd, zodat deze punten geen nadere bespreking meer behoeven. Ter zake de parasolvoet die zich thans onder de vrouw bevindt, zijn partijen overeengekomen dat de vrouw deze aan de man zal doen toekomen voor 1 maart 2015.
3.12.
ING Dynamic Fonds Beleggingspolis (grief 1 incidenteel appel)
3.12.1.
Ter zake de ING Dynamic Fonds Beleggingspolis, heeft de rechtbank onder rechtsoverweging 2.2.7 het volgende overwogen:

Uit de nadere stukkenwisseling van partijen blijkt dat de stelling van de man over de afkoop van de polis juist is. Gelet op hetgeen hieromtrent tussen partijen vaststaat en de door de rechtbank gehanteerde peildatum leidt deze afkoop en de afwikkeling van de polis niet tot enig vergoedingsrecht.
3.12.2.
De vrouw stelt in haar eerste grief in incidenteel appel dat de ING Dynamic Fonds Beleggingspolis gekoppeld was aan de hypotheek van partijen, welke polis op 28 november 2011 door de man is afgekocht en welke afkoopsom ter hoogte van € 30.000,- aan de man is uitbetaald. De vrouw is van mening dat de man de afkoopsom met het oog op de echtscheiding snel heeft opgemaakt door vele uitstapjes te maken met zijn nieuwe gezin en door boven zijn stand te leven. De vrouw stelt zich daarom op het standpunt dat de man de huwelijksgoederengemeenschap van partijen heeft benadeeld door binnen zes maanden voorafgaand aan het echtscheidingsverzoek lichtvaardig goederen van de gemeenschap te verspillen. Conform artikel 1:164 BW is de vrouw dan ook van mening dat de man de schade ter grootte van € 30.000,- die door deze benadeling van de gemeenschap is ontstaan, geheel dient te vergoeden aan de gemeenschap, waarna deze bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld.
3.12.3.
De man heeft de grief van de vrouw bestreden en is het eens met het oordeel van de rechtbank in dezen. De man betwist lichtvaardig goederen van de gemeenschap te hebben verspild. Er is geen sprake van roekeloos of nutteloos besteden van de gelden van de beleggingspolis. Door de inkomensdaling van de man rondom de echtscheidingsprocedure en het feit dat hij alle lasten van partijen alleen diende te voldoen, moest de man de gelden van de beleggingspolis aanspreken. De gelden van de polis zijn voor het merendeel zelfs besteed aan betaling van de kosten van de huishouding of aanschaf van zaken die vallen binnen de huwelijksgoederengemeenschap.
3.12.4.
Het hof overweegt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de ING Dynamic Fonds Beleggingspolis, die gekoppeld was aan de hypotheek van partijen, op 28 november 2011 door de man is afgekocht en dat aan hem de afkoopsom van € 30.000,- is uitbetaald.
De peildatum voor het vaststellen van de omvang van de huwelijksgemeenschap is 19 oktober 2011. Dat betekent dat de polis op dat moment nog deel uit maakte van de huwelijksgemeenschap, zodat deze in beginsel in de verdeling had moeten worden betrokken. Nu de polis door de man is afgekocht, kan deze niet meer worden verdeeld, zodat alleen de afkoopsom ad € 30.000,- voor verdeling in aanmerking komt, waardoor de man in beginsel gehouden is de helft daarvan, zijnde € 15.000,-, aan de vrouw te voldoen. Dat de man met de opbrengst van de polis allerlei kosten zou hebben voldaan doet niet ter zake.
Ter zitting in hoger beroep heeft de man onbetwist aangevoerd dat de vrouw op de peildatum van 19 oktober 2011 een eigen spaarrekening had met een saldo van € 15.000,-, welk saldo bij helfte verdeeld had moeten worden, maar door de vrouw ten eigen bate is besteed. Gelet hierop acht het hof het redelijk dat de helft van de opbrengst van de afkoopsom, te weten € 15.000,-, in de verrekening dient te worden betrokken, zodat de man nog aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 7.500,-.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grief van de vrouw gedeeltelijk slaagt.
3.13.
Eenmanszaak [eenmanszaak] (grief 2 incidenteel appel)
3.13.1.
Ter zake de eenmanszaak [eenmanszaak] heeft de rechtbank onder rechtsoverweging 2.2.3 het volgende overwogen:

Naar het oordeel van de rechtbank dient bij de waardering van de eenmanszaak aangesloten te worden bij de waarde op de peildatum van 29 mei 2012. De rechtbank acht het niet in strijd met de redelijkheid dit te doen. De rechtbank zal de eenmanszaak toedelen aan de man onder een verplichting aan de man om de helft van de waarde aan de vrouw te voldoen. Partijen twisten over de waarde van de bijenvolken. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat er de laatste jaren onder bijenvolken sprake is van grote sterfte. Dat feit in combinatie met de door de man overgelegde factuur van de aanschaf van 10 nieuwe bijenvolken brengt de rechtbank ertoe de man in zijn waardering van de waarde van de bijenvolken op 29 mei 2012 te volgen. De rechtbank schat de waarde op € 5000,- en de man zal terzake van overbedeling gehouden zijn aan de vrouw een bedrag van € 2500,- te voldoen.
3.13.2.
De vrouw stelt in haar tweede grief in incidenteel appel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het een feit van algemene bekendheid is dat er de laatste jaren onder bijenvolken sprake is van grote sterfte en dat dat feit, gezamenlijk met de door de man overgelegde factuur van aanschaf van tien nieuwe bijenvolken, de rechtbank ertoe brengt de waarde van de eenmanszaak van de man te schatten op € 5.000,-.
Daartoe voert de vrouw het volgende aan. De rechtbank had het door de man verliezen van zestig bijenvolken niet als feit van algemene bekendheid mogen aannemen en had dan ook de tussen partijen vaststaande waarde van de onderneming van de man per 19 oktober 2011 (bedragende € 10.000,-) niet mogen verminderen met de aangenomen kosten van een zestigtal bijenvolken. Nu de man bovendien op geen enkele wijze heeft bewezen dat bij hem een zestigtal bijenvolken zouden zijn overleden als gevolg van de “verdwijnziekte” had het op de weg van de rechtbank gelegen om de man een bewijsopdracht te verstrekken, dan wel geen rekening te houden met deze niet nader door de man onderbouwde stelling en de waarde van de onderneming vast te stellen op de tussen partijen niet in het geding zijnde waarde van de onderneming bij aanwezigheid van alle bijenvolken van € 10.000,-. Derhalve is de vrouw van mening dat de man haar ter zake van overbedeling gehouden is een bedrag van € 5.000,- te voldoen.
3.13.3.
De man heeft de grief van de vrouw bestreden en is het eens met het oordeel van de rechtbank in dezen. De rechtbank heeft de waarde van de eenmanszaak per de peildatum terecht geschat op een bedrag van € 5.000,- in plaats van het door de vrouw genoemde bedrag van € 10.000,-. Het laatstgenoemde bedrag is gebaseerd op de stand van de onderneming voor 19 oktober 2011 en vóór de sterfte van de bijen na de verbreking van de samenwoning in oktober 2011.
3.13.4.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast – daarover verschillen partijen niet van mening – dat in november 2011 de bijen al ziek waren. Door de man is voldoende aannemelijk gemaakt dat in de winter 2011/2012 een groot deel van de bijenvolken is gestorven. De vrouw heeft dit ook niet uitdrukkelijk betwist. Voorts heeft de man voldoende aangetoond dat hij nieuwe bijenvolken heeft gekocht. Uitgaande van de situatie van de onderneming eind 2011, acht het hof de door de rechtbank geschatte waarde van de onderneming op 29 mei 2012 van € 5.000,- dan ook alleszins redelijk.
Derhalve faalt grief 2 van de vrouw in incidenteel appel.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 8 januari 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend en alleen voor wat betreft de beslissingen aangaande de kosten van de boiler en de ING Dynamic Fonds Beleggingspolis,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vrouw ter zake de kosten van de boiler aan de man dient te voldoen de helft van het factuurbedrag van € 59,24, zijnde € 29,62;
bepaalt dat de man ter zake de opbrengst van de ING Dynamic Fonds Beleggingspolis aan de vrouw een bedrag dient te voldoen ad € 7.500,-;
verstaat dat partijen, de een tegenover de ander, gehouden zijn tot naleving van de door hen getroffen onderlinge regelingen, hiervóór weergegeven in rov. 3.10 en 3.11.4;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Vossestein, N.J.M. van Etten en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2015.