Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de heer [de bewindvoerder], hierna te noemen: de bewindvoerder;
- mevrouw [de beschermingsbewindvoerder] in haar hoedanigheid van informante, hierna te
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 4 februari 2015 de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub d van de Faillissementswet, omdat de appellante nieuwe, bovenmatige schulden had laten ontstaan. De appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. J.C.R. de Lyon, heeft in hoger beroep verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling onverkort van toepassing te verklaren, dan wel om de looptijd te verlengen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 maart 2015 heeft het hof kennisgenomen van de omstandigheden van de appellante, waaronder haar persoonlijke situatie en de reden voor het ontstaan van de nieuwe schulden. De appellante had haar woning moeten verlaten vanwege bedreigingen door haar ex-vriend, wat leidde tot dubbele woonlasten en een huurachterstand. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellante onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het ontstaan van de nieuwe schulden niet aan haar kan worden toegerekend. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling een nieuwe, bovenmatige schuld heeft laten ontstaan, en dat deze tekortkoming haar kan worden verweten.
Het hof heeft de argumenten van de appellante, waaronder haar verzoek om de schuldsaneringsregeling te verlengen en de omstandigheden die hebben geleid tot de nieuwe schulden, zorgvuldig gewogen. Desondanks heeft het hof geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling van de appellante tussentijds dient te worden beëindigd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen.