3.5.1.Molenparc heeft aangevoerd dat het bestreden vonnis 16 juridische dan wel feitelijke misslagen bevat. Volgens Molenparc heeft de voorzieningenrechter (kort weergegeven):
1. ten onrechte overwogen dat uit de akte van 2 mei 2012 een verplichting tot levering volgt;
2. ten onrechte overwogen dat gesteld noch gebleken is dat de curator niet in staat of bereid was de bankgaranties eerder dan op 11 september 2014 aan te bieden;
3. ten onrechte overwogen dat de door de curator aangeboden afroepgarantie een deugdelijke zekerheid vormt voor de betaling van de koopsom;
4. ten onrechte overwogen dat de door de curator aangeboden bankgarantie ook als een deugdelijke zekerheid voor een mogelijke verplichting van NBO tot betaling van schadevergoeding heeft te gelden;
5. miskend dat niet kan worden volstaan met een concerngarantie, die niet kwalificeert als voldoende zekerheid in de zin van artikel 6:51 BW;
6. ten onrechte voorbijgegaan aan het feit dat [koper] BV insolvabel is en niet voldoende zekerheid kan bieden;
7. heeft miskend dat [VWB-V] Bouw- en Vastgoedontwikkeling BV en [koper] BV statutair geen zekerheid kunnen stellen;
8. er ongemotiveerd aan voorbij is gegaan dat de curator toerekenbaar tekort is geschoten door de omliggende grond niet bouwrijp af te leveren en geen zekerheid te stellen;
9. de kwalitatieve en kwantitatieve normen van artikel 6:51 BW heeft miskend;
10. heeft nagelaten de "concerngarantie" te toetsen aan laatstgenoemd artikel;
11. voorbij is gegaan aan het feit dat de curator Molenparc ook dient te vrijwaren voor aanspraken van de gemeente;
12. er ongemotiveerd aan voorbij is gegaan dat op de curator geen (spoedeisende) leveringsplicht rust ten aanzien van de omliggende grond omdat het gebouw nog niet is opgeleverd;
13. de belangen van partijen onjuist heeft afgewogen;
14. voorbij is gegaan op het beroep op artikel 254 Rv;
15. voorbij is gegaan aan het restitutierisico;
16. voorbij is gegaan 'aan het gestelde sub 11 in de pleitnota'.
Ook geven de geformuleerde grieven, die Molenparc in het incident herhaald en ingelast wenst te zien, blijk van de kennelijke onjuistheden en misslagen, aldus Molenparc.
3.6.1.Molenparc heeft voorts gesteld dat er sprake is van nieuwe, na het vonnis voorgevallen feiten die nopen tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. In dit verband heeft Molenparc aangevoerd (kort weergegeven):
1. De (volharding door de curator in de) executie van het vonnis heeft tot gevolg
"dat Molenparc niet meer in staat is aan haar verplichtingen jegens de gemeente uit hoofde van de exploitatieovereenkomst na te komen en waardoor (ten gevolge van dat vonnis) Molenparc toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de exploitatieovereenkomst";
2. de curator heeft de door hem op 11 september 2014 aangeboden bankgaranties ook na het vonnis in kort geding niet afgegeven;
3. Molenparc heeft na het vonnis de beslaglegger (BBOM BV) wederom verzocht het beslag op te heffen, maar de beslaglegger is daartoe opnieuw niet overgegaan;
4. na het vonnis is gebleken dat door de curator ten onrechte en in strijd met artikel 21 Rv was gesteld dat NBO een projectvennootschap zou zijn;
5. het aanbieden ter oplevering van de omliggende grond door Molenparc op 19 augustus - gezien de brief van mr. Van Dinter aan mr. Roordink van 13 november 2014 (productie 9 bij memorie van antwoord in het incident) gaat het hof ervan uit dat bedoeld moet zijn: 19 november - 2014.