ECLI:NL:GHSHE:2015:147

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
20-003663-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep en vereisten voor schriftelijke volmacht in strafzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 januari 2015 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de rechtbank Oost-Brabant was veroordeeld voor diefstal en gevaarzettend rijgedrag. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar er was onduidelijkheid ontstaan over de ontvankelijkheid van dit beroep. Een griffiemedewerker had een e-mail van de verdachte opgevat als een volmacht tot intrekking van het hoger beroep, maar het hof oordeelde dat deze e-mail niet voldeed aan de vereisten van een schriftelijke volmacht zoals voorgeschreven in het Wetboek van Strafvordering. De wet vereist een bijzondere schriftelijke volmacht voor het aanwenden van een rechtsmiddel, en een e-mail kan hier niet aan voldoen. Het hof verklaarde de verdachte ontvankelijk in het hoger beroep en heropende het onderzoek. Dit arrest benadrukt de noodzaak van strikte naleving van wettelijke voorschriften omtrent het aanwenden en intrekken van rechtsmiddelen, en wijst op de huidige onmogelijkheid van elektronische volmachten onder de geldende wetgeving. Het hof heeft de zaak geschorst en een nieuwe zitting gepland.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003663-13
Uitspraak : 7 januari 2015
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 13 november 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-845630-13 en de van dat vonnis deel uitmakende vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in de zaak met parketnummer 09-754002-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels (feit 1) en het doorrijden na een ongeval (feit 2) veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Ter zake van - kort gezegd - gevaarzettend rijgedrag (feit 3) is verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis.
Voorts heeft de rechtbank de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in de door hem ingediende vordering.
Tenslotte heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 7 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep.
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
Beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep
In de onderhavige zaak heeft het onderzoek ter terechtzitting d.d. 7 januari 2015 zich beperkt tot de vraag of verdachte ontvankelijk is het door hem ingestelde hoger beroep, nu dit beroep nadien bij akte is ingetrokken. Het hof overweegt als volgt.
Het hoger beroep is ingesteld bij akte van 14 november 2013 op grond van een schriftelijke volmacht die door de raadsman namens de verdachte is verleend aan een griffiemedewerker van de rechtbank.
Op 26 juni 2014 is bij deze griffie een e-mail binnengekomen van [verdachte], [e-mail adres] met de volgende inhoud:
“Hierbij zou ik graag jullie willen machtigen om mijn hoger beroep voor parketnummer: 20-003663-13 en parketnummer: 01-845630-13 in te trekken. Mijn adres is: [adres], [woonplaats]. Met vriendelijke groeten, [verdachte].”
Deze e-mail is door de griffiemedewerker opgevat als een volmacht tot intrekking van het hoger beroep. Op 26 juni 2014 is door de griffier een akte intrekking beroep opgemaakt.
Art. 450 lid 1 onder b en lid 3 van het Wetboek van Strafvordering vereisen een bijzondere schriftelijke volmacht (aan een griffiemedewerker) voor het aanwenden van een rechtsmiddel.
Deze bepaling is ingevolge art. 454 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing bij intrekking van het rechtsmiddel.
Anders dan een ondertekende brief (die kan worden afgegeven bij de strafgriffie, per gewone post kan worden verzonden, per fax kan worden verzonden of als gescand document per e-mail kan worden verzonden) voldoet een e-mail niet aan het vereiste van schriftelijke volmacht.
De regering heeft op 24 november 2014 bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel digitale processtukken Strafvordering (Kamerstukken 34 090) ingediend. Dit wetsvoorstel beoogt onder meer het invoeren van een elektronische volmacht voor het aanwenden van een rechtsmiddel (Kamerstukken II, 2014-2015, nr. 2, artikel I, onderdeel O), waaraan onder andere de eis zal worden gesteld van een elektronische handtekening (Kamerstukken II, 2014-2015, nr. 3, Algemene toelichting, par. 3.3.1.).
Uit een oogpunt van rechtszekerheid moeten de wettelijke voorschriften omtrent het aanwenden en intrekken van rechtsmiddelen strikt worden toegepast.
Uit het onder vi. genoemde wetsvoorstel 34 090 blijkt dat de regering streeft naar invoering van een langs elektronische weg te verlenen volmacht, maar tevens volgt daaruit dat onder de huidige wetgeving een elektronische volmacht nog niet mogelijk wordt geacht. Vgl. HR 27 mei 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1241) en de conclusie van advocaat-generaal mr. Vegter voor dit arrest (ECLI:NL:PHR:2014:434).
De slotsom is dat volgens de huidige wetgeving een e-mail als hierboven onder ii. bedoeld niet kan gelden als een schriftelijke volmacht tot het aanwenden of intrekken van een rechtsmiddel. De griffier had dan ook niet de onder iii. bedoelde akte intrekking hoger beroep mogen opmaken.
Het namens verdachte ingestelde hoger beroep kan daarom niet als ingetrokken gelden. De verdachte kan derhalve worden ontvangen in zijn hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
-
verklaartde verdachte ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
-
heropent het onderzoek;
-
schorsthet heropende onderzoek voor
onbepaalde tijd;
-
beveeltde
oproepingvan
verdachtetegen de dag en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting
(geplande behandelduur: 60 minuten, zesde strafkamer);
-
beveeltde
kennisgevingvan de dag en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting aan de
raadsmanvan verdachte en de
[benadeelde partij].
Aldus gewezen door
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 7 januari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.