ECLI:NL:GHSHE:2015:1475

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
HD200.136.837_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling en afstand van aanspraak op behandeling van grief

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van Midland Parc Country Club B.V. en andere appellanten tegen de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren: Midland Parc Country Club U.A. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 18 februari 2014. De appellanten, die in principaal hoger beroep zijn, hebben in de procedure te maken gehad met faillissementen, wat heeft geleid tot een schorsing van een deel van de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten sub 1 en 2 failliet zijn verklaard, waardoor de procedure voor hen van rechtswege is geschorst. De curator heeft aangegeven niet verder te willen procederen, wat heeft geleid tot een ambtshalve doorhaling van de zaak tussen deze appellanten en de geïntimeerden. Appellant sub 3 wenst echter een beslissing over de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, maar de geïntimeerden verzetten zich tegen een proceskostenveroordeling zonder hun toestemming. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating van appellant sub 3, waarna de geïntimeerden kunnen reageren. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.837/01
arrest van 21 april 2015
in de zaak van

1.Midland Parc Country Club [vestigingsnaam] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
Recreatiepark Bokkeduinen B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[appellant 3] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M. Ellens te Amsterdam,
tegen

1.de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren: Midland Parc Country Club U.A.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geintimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S.J. van Susante te Arnhem,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 18 februari 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/167739/HA ZA 07-2354 gewezen vonnis van 2 oktober 2013, verbeterd bij vonnis van 13 november 2013, alsmede van het door de rechtbank Utrecht gewezen vonnis van 20 juni 2007 en van de door de rechtbank ’s-Hertogenbosch gewezen vonnissen van 15 oktober 2008 en 6 juni 2012, tussen appellanten – Midland c.s. – als gedaagden in conventie, eisers in reconventie en geïntimeerden – de Vereniging c.s. – als eisers in conventie, verweerders in reconventie.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 18 februari 2014;
  • de memorie van grieven, met producties;
  • de memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel, tevens houdende een wijziging van eis, met producties;
  • het voor de rol van 1 juli 2014 namens appellante sub 1 door mr. Ellens ingediende H13-formulier, waarin wordt medegedeeld dat appellante sub 1 failliet is;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel van appellanten sub 2 en 3;
  • het voor de rol van 5 augustus 2014 namens appellante sub 2 door mr. Ellens ingediende H13-formulier, waarin wordt medegedeeld dat appellante sub 2 failliet is;
  • het voor de rol van 9 september 2014 namens alle appellanten door mr. Ellens ingediende H16-formulier, waarin wordt medegedeeld dat de curator in beide faillissementen heeft laten weten dat er tussen de boedels en de VvE een regeling is getroffen en dat zij niet wensen verder te procederen;
  • de akte houdende uitlating appellant sub 3;
  • de antwoordakte van geïntimeerden.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
6.1.
Bij genoemd tussenarrest van 18 februari 2014 heeft het hof de incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad toegewezen en in de hoofdzaak iedere verdere beslissing aangehouden.
6.2.
Gebleken is dat hangende de procedure in hoger beroep appellanten sub 1 en sub 2 failliet verklaard zijn. Als gevolg daarvan is een deel van de procedure, namelijk het deel dat betrekking heeft op vordering A in conventie in eerste aanleg, van rechtswege op de voet van artikel 29 Fw geschorst voor zover het betreft appellanten sub 1 en sub 2.
Blijkens zijn e-mail van 29 augustus 2014 aan mr. Ellens, die als bijlage is gevoegd bij het voor de rol van 9 september 2014 door mr. Ellens ingediende H16-formulier, heeft de curator ervan afgezien het geding voor het overige, namelijk het deel dat betrekking heeft op de overige vorderingen in conventie en in reconventie in eerste aanleg en dat niet van rechtswege geschorst is, over te nemen. Kennelijk is er tussen appellanten sub 1 en 2 en geïntimeerde sub 1 overeenstemming bereikt.
6.3.
Nu appellanten sub 1 en 2 en geïntimeerden er geen blijk van geven het geding te willen voortzetten, zal het hof de zaak tussen hen ambtshalve doorhalen.
6.4.
Appellant sub 3 heeft aangegeven geen verdere behandeling van het appel te willen, maar hij wenst wel een beslissing van het hof omtrent de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Hij wenst dat via een doorhaling van de zaak met proceskostenveroordeling te verkrijgen.
Geïntimeerden verzetten zich hiertegen. Zij stemmen alleen in met een doorhaling onder compensatie van de kosten.
6.5.
Het hof overweegt dat het zonder toestemming van appellant sub 3 en geïntimeerden niet mogelijk is aan een doorhaling een proceskostenveroordeling te verbinden.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte uitlating over de verdere voorgang van de procedure aan de zijde van appellant sub 3, waarna geïntimeerden een antwoordakte mogen nemen.
6.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
haalt de zaak tussen appellanten sub 1 en 2 en geïntimeerden ambtshalve door;
verwijst de zaak naar de rol van 19 mei 2015 voor akte uitlaten aan de zijde van appellant sub 3 met het hiervoor onder 6.5. vermelde doel, waarna geïntimeerden bij antwoordakte kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 april 2015.
griffier rolraadsheer