Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- te bepalen dat de man aan de vrouw inzake de verrekening van de huwelijkse voorwaarden een totaalbedrag van € 41.040,35 verschuldigd is, onder de bepaling dat de door de man bij Avéro onder nummer [pensioenpolisnummer 1] opgebouwde pensioenrechten niet dienen te worden verevend;
- dan wel te bepalen dat de man aan de vrouw inzake de verrekening van de huwelijkse voorwaarden een totaalbedrag van € 16.562,96 verschuldigd is, onder de bepaling dat de door de man bij Avéro onder nummer [pensioenpolisnummer 1] opgebouwde pensioenrechten dienen te worden verevend.
- de man, bijgestaan door mr. Van de Merbel;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Weehuizen.
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 6 maart 2015;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 16 maart 2015.
3.De beoordeling
(…)
- de wijze van verdeling gelast van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen zoals overwogen in paragraaf 2.11 tot en met 2.16 van die beschikking;
- bepaald dat de man inzake de verrekening op grond van de huwelijkse voorwaarden van partijen aan de vrouw een bedrag van € 65.912,37 dient te voldoen;
- bepaald dat de man zorg draagt voor de formaliteiten om te komen tot verevening van zijn pensioen en dat de vrouw zorg draagt voor de formaliteiten voor de verevening van haar pensioen;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
- Boedelbeschrijving (grief 1 incidenteel appel);
- Teruggave Essent (grief 6 incidenteel appel);
- Volvo V70 met kenteken [kentekennummer] (grief 1 principaal appel);
- [Holding] Holding BV (grief 2 principaal appel, grief 2 incidenteel appel);
- Belastinglatentie kapitaalverzekeringen (grief 3 incidenteel appel);
- Lijfrente ASR, polisnummer [polisnummer] (grief 4 incidenteel appel);
- Pensioen (grief 3 principaal appel, grief 5 incidenteel appel);
- Verrekeningsvordering (grief 4 principaal appel);
- Wettelijke rente (grief 7 incidenteel appel);
- De uitvoerbaarverklaring bij voorraad (grief 8 incidenteel appel).
2.31.1. Partijen zijn in onderling overleg tot overeenstemming gekomen. De man betaalt aan de vrouw een bedrag van € 1.000,00 wat betreft de verrekening van de waarde van deze auto.”
2.33.1. Vast staat dat de man enig aandeelhouder is van de onderneming [Holding]
- 100% in [Holding] & Partners Organisatie Advies BV;
- 66,66% in [Benelux] Benelux BV;
- 33,33% in [Europe] Europe BV;
- 20% in [Germany] Germany GMBH.
2.18.3. Tussen partijen is niet in geschil dat rekening moet worden gehouden met een belastinglatentie. Zij verschillen van mening over de hoogte daarvan. De man stelt een latentie van 52%. De vrouw meent dat in redelijkheid rekening kan worden gehouden met een latentie van 20%. De rechtbank overweegt dat bij het bepalen van een belastinglatentie rekening moet worden gehouden met de belastingdruk op het moment dat de verzekering (fictief) te gelde wordt gemaakt, derhalve per 28 juni 2012. De door de man overgelegde berekening van zijn fiscalist is door de vrouw niet betwist. De rechtbank houdt rekening met een belastinglatentie van 52%.”
Ter zitting is namens de vrouw akkoord gegaan met een waarde van € 32.386,76. Deze waarde komt voor verrekening in aanmerking. De man komt derhalve een bedrag van € 16.193,38 toe.”
2.37.1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de pensioenpolissen moeten worden verevend overeenkomstig de Wet Verevening Pensioenrechten na Scheiding. Uit de overgelegde stukken en het debat ter zitting blijkt dat de navolgende pensioenen voor verevening in aanmerking komen:
- Nationale Nederlanden, nummer [pensioenpolisnummer 2];
- Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN, nummer [pensioenpolisnummer 3];
- ABP Pensioen, nummer [pensioenpolisnummer 4];
- ABP Pensioen, nummer [pensioenpolisnummer 5];
- ABP Pensioen, nummer [pensioenpolisnummer 6];
- Avero DGA Pensioen, nummer [pensioenpolisnummer 1];
- Royal Nederland, nummer [pensioenpolisnummer 7].
[eindcijfer 1]benoemde pensioenrechten onder dat nummer niet bestaan, maar dat deze pensioenrechten bekend zijn onder nummer [pensioenpolisnummer 1]
[eindcijfer 2](welk nummer is genoemd door de rechtbank in rov. 2.37.1). Het gaat feitelijk om één te verevenen pensioen. Vanwege deze vergissing van partijen heeft de rechtbank bepaald dat hetzelfde pensioen én verrekend én verevend moet worden. De waarde van het enige bij Avero opgebouwde pensioen onder nummer [pensioenpolisnummer 1] is inmiddels verrekend en door de man aan de vrouw betaald op de wijze als bepaald in rov. 2.20 van de bestreden beschikking. De man meent dientengevolge dat er niet (nogmaals) verevend moet worden.
[eindcijfer 1]die in de verrekening is betrokken, dezelfde polis is als de polis die is betrokken in de verevening van de pensioenrechten, maar dan met polisnummer [pensioenpolisnummer 1]
[eindcijfer 2].
[eindcijfer 1](zie bijlage 8 onder productie 2 bij het verweerschrift tegen (nadere) aanvullende verzoeken tevens verzoekschrift inhoudende aanvullende verzoeken, welke in hoger beroep als productie 11 is overgelegd). Uit de door de man in hoger beroep onder productie 19 overgelegde e-mail van Avéro Achmea van 17 april 2014 blijkt echter dat polis [pensioenpolisnummer 9]
[eindcijfer 1]een niet bestaand polisnummer is en dat de man alleen een actieve, premiebetalende pensioenverzekering heeft bij Avéro Achmea met polisnummer [pensioenpolisnummer 1]
[eindcijfer 2]. Gelet hierop, alsook op het feit dat de polisnummers nagenoeg gelijk zijn, houdt het hof het ervoor dat aan de zijde van Avéro sprake is geweest van een vergissing en dat uitsluitend en alleen sprake is van de voor pensioenverevening in aanmerking komende pensioenverzekering met polisnummer [pensioenpolisnummer 1]
[eindcijfer 2]. In zoverre slaagt dus grief 3 van de man in principaal appel. Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw verklaard dat de verevening van deze pensioenverzekering al is geregeld en met betrekking tot de andere voor verevening in aanmerking komende pensioenen heeft de vrouw aangegeven met de betreffende pensioenmaatschappijen in overleg te zijn. Derhalve heeft de vrouw geen belang meer bij bespreking van haar vijfde grief in incidenteel appel.
2.36.1. Op grond van hetgeen hiervoor onder 2.18 tot en met 2.35 is overwogen en geoordeeld dient de man aan de vrouw in totaal een bedrag van € 83.958,27 te voldoen.