Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de ondertoezichtstelling van haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], werd verlengd. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A. van Vliet, verzocht om de beschikking van 14 november 2014 te vernietigen en het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 april 2015, waarbij de moeder, de stichting en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vader van de kinderen was niet verschenen, maar de minderjarige [minderjarige 1] had wel een brief gestuurd naar het hof.
Het hof overwoog dat de kinderen sinds 16 november 2010 onder toezicht stonden en dat de moeder en haar huidige partner, de stiefvader, een positieve ontwikkeling hadden doorgemaakt. De stichting bevestigde dat de omgang met de vader goed verliep en dat er geen bezwaren waren tegen een beëindiging van de ondertoezichtstelling. Het hof concludeerde dat er geen sprake meer was van een ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen en dat de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd was.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, besloot het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en het verzoek van de stichting tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen, met ingang van 2 april 2015. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd voor de periode van 16 november 2014 tot 2 april 2015. De uitspraak werd gedaan door mrs. H. van Winkel, C.A.R.M. van Leuven en M.J. van Laarhoven, en op schrift gesteld op 23 april 2015.