ECLI:NL:GHSHE:2015:1610

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
4 mei 2015
Zaaknummer
F 200.155.669_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap van een meerderjarige met psychiatrische problematiek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij een onderbewindstelling en mentorschap zijn ingesteld voor de appellant, die lijdt aan schizofrenie. De appellant heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, omdat hij zich niet kan verenigen met de onderbewindstelling en het mentorschap. Hij stelt dat hij de consequenties van deze maatregelen niet heeft overzien en dat hij onder druk is gezet door de kantonrechter. De appellant heeft in het verleden zowel hulp gezocht als zelfstandig gefunctioneerd, maar zijn huidige situatie is problematisch. De Officier van Justitie heeft verzocht om ondercuratelestelling, maar het hof oordeelt dat de onderbewindstelling en het mentorschap gerechtvaardigd zijn. Het hof heeft kennisgenomen van medische stukken die de psychiatrische problematiek van de appellant bevestigen. De appellant heeft geweigerd om mee te werken aan hulpverlening en heeft zelfs bedreigingen geuit naar zijn bewindvoerder en hulpverleners. Het hof concludeert dat de geestelijke toestand van de appellant zodanig is dat hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.

Uitspraak

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 30 april 2015
Zaaknummer: F 200.155.669/01
Zaaknummer eerste aanleg: 2585547 CU VERZ 13-190
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. F.E.L. Teerling
tegen
De Officier van Justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant,
verweerder,
hierna te noemen: de OvJ,
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
de heer [bewindvoerder en mentor],
bewindvoerder en mentor van de rechthebbende,
werkzaam bij [Bewindvoering] Bewindvoering B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: [bewindvoerder en mentor].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, team toezicht, zittingsplaats Maastricht van 11 juni 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 september 2014, heeft [appellant] verzocht de bestreden beschikking te vernietigen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 3 oktober 2015, heeft [bewindvoerder en mentor] – naar het hof begrijpt – verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover daarbij een onderbewindstelling met een mentorschap is ingesteld ten behoeve van [appellant].
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Teerling;
  • [bewindvoerder en mentor].
De OvJ is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
[appellant] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, evenmin verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de brief van mr. G.P.N. Robben, Advocaat-Generaal (A-G), namens de OvJ d.d. 9 maart 2015.

3.De beoordeling

3.1.
De OvJ heeft verzocht om [appellant] onder curatele te stellen.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, op basis van het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel, geoordeeld dat een voldoende behartiging van de belangen van [appellant] met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan curatele kan worden bewerkstelligd. De kantonrechter heeft daarop met ter zitting gegeven instemming van [appellant] een bewind en een mentorschap ingesteld ten behoeve van [appellant], met benoeming van [bewindvoerder en mentor] tot bewindvoerder en mentor.
3.3.
[appellant] kan zich met die beslissing alsnog niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn appelschrift voert hij, samengevat, het volgende aan. Hij heeft de consequenties van de onderbewindstelling en het mentorschap niet overzien. Daarnaast voelde hij zich door de kantonrechter mentaal onder druk gezet en durfde hij niet te weigeren. Twijfelachtigheid vormt een onderdeel van zijn ziektebeeld. De laatste maanden is [appellant] echter niet meer gewijzigd van standpunt dat hij zelf zijn financiën wil beheren en zijn zorgbehoeftes wil bepalen. Het ontstaan van een huurschuld is onvoldoende om aan de maatstaf van een onderbewindstelling te voldoen.
Er zijn medische stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat [appellant] lijdt aan psychiatrische problematiek. Dit wordt door hem niet [het hof begrijpt:] ontkend. [appellant] heeft in het verleden pieken en dalen gekend: gedurende de dalen heeft hij hulp gezocht en aanvaard en gedurende de pieken heeft hij zelfstandig gefunctioneerd. Uit de medische gegevens kan niet worden opgemaakt dat zijn psyche in een toestand verkeert dat hij zijn belangen niet meer behoorlijk zou kunnen waarnemen.
3.4.
In zijn verweerschrift stelt [bewindvoerder en mentor] dat [appellant] na een aanvankelijke coöperatieve start niet meer mee wilde werken en geen stukken wilde overhandigen. Na augustus 2014 werd de toon van [appellant] vijandig en heeft hij [bewindvoerder en mentor] bedreigd en uitgescholden. [bewindvoerder en mentor] heeft zijn bereidverklaring inmiddels bij de kantonrechter ingetrokken.
Ondanks zijn verminderde financiële situatie grijpt [appellant] niet de mogelijkheden aan om zijn vaste lasten te betalen, maar doet hij wel via internet mee aan kansspelen. In zijn benarde financiële situatie heeft [appellant] ook nog iemand in huis genomen. [appellant] kan de gevolgen van zijn daden niet overzien en dient tegen zichzelf in bescherming te worden genomen. Uit de door [appellant] overgelegde stukken blijkt duidelijk dat [appellant] niet in staat is om zich in het dagelijks leven zelfstandig staande te houden. Bewindvoering is al te rechtvaardigen vanuit het oogpunt verkwisting of het hebben van problematische schulden; mentorschap vanuit het oogpunt schizofrenie.
Een ondercuratelestelling is de enige passende maatregel indien [appellant] deze weigerachtige en agressieve houding blijft houden. De huidige situatie is zo dat [appellant] al zeven weken niet is verschenen om zijn (verhoogde) medicatie in te nemen. Behandelaars worden verbaal en non-verbaal zeer agressief benaderd door [appellant] en zelfs bedreigd. De huidige contactpersoon bij de GGZ Mondriaan, verpleegkundig specialist mevrouw [verpleegkundig specialist], is dermate ernstig bedreigd door [appellant] dat er nu een andere contactpersoon wordt gezocht. Indien deze situatie voortduurt, zal een gedwongen opname in een GGZ-instelling een zeer reële stap zijn.
3.5.
Het Openbaar Ministerie geeft middels het schrijven van de A-G aan dat de bestreden beschikking in stand dient te blijven, nu [appellant] als gevolg van zijn lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.
Mentorschap
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, te zijnen behoeve een mentorschap instellen.
3.6.2.
Onderbewindstelling
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:431 lid 1 BW kan de rechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
3.6.3.
Uit de bij het inleidend verzoekschrift gevoegde brief van [psychiater], psychiater FACT [plaats], d.d. 7 oktober 2013 blijkt dat [appellant] enkele jaren tevoren is gediagnosticeerd met schizofrenie en dat [appellant] hiervan chronisch symptomen ervaart. Het hof constateert dat [appellant] in hoger beroep heeft onderschreven dat hij heeft te kampen met schizofrenie waarvoor hij dagelijks medicijnen dient in te nemen. Uit het door [bewindvoerder en mentor] overgelegde e-mailbericht van mevrouw [verpleegkundig specialist], werkzaam als verpleegkundig specialist bij de GGZ-instelling Mondriaan, d.d. 22 augustus 2014 blijkt evenwel dat [appellant] zijn medicatie niet wil innemen. [bewindvoerder en mentor] heeft ter zitting verklaard – hetgeen door de advocaat van [appellant] niet is betwist – dat [appellant] tot op heden niet medicatietrouw is, wat psychoses tot gevolg kan hebben, zo niet al tot gevolg heeft gehad, waardoor de schizofrenie steeds meer tot uiting komt. Verder heeft [bewindvoerder en mentor] aangegeven, hetgeen evenmin door of namens [appellant] is ontkend, dat [appellant] weigert mee te werken met alle ingezette vormen van hulpverlening. [bewindvoerder en mentor] en mevrouw [verpleegkundig specialist] voornoemd zijn al meerdere malen bedreigd en uitgescholden door [appellant], waardoor alle vormen van samenwerking feitelijk onmogelijk worden maakt.
Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de aandoening schizofrenie niet van voorbijgaande aard is, temeer in het geval van [appellant] waarbij het voor [bewindvoerder en mentor] en andere hulpverleners niet mogelijk is om grip op [appellant] te krijgen en de situatie inmiddels dermate is verslechterd dat [bewindvoerder en mentor] aangeeft dat een gedwongen opname mogelijk de enige oplossing is om [appellant] te beschermen tegen zichzelf.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en het besprokene ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat de geestelijke toestand waarin [appellant] is komen te verkeren er inmiddels toe heeft geleid dat hij niet langer naar behoren zelfstandig kan functioneren en dat voldoende vaststaat dat [appellant] thans niet in staat is zijn belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen.
3.6.4.
Op grond van het bovenstaande is het hof dan ook van oordeel dat aan de door de wet gestelde voorwaarden is voldaan en de onderbewindstelling en het mentorschap gehandhaafd dienen te worden. Dat [appellant] in eerste aanleg daarmee kon instemmen maar in hoger beroep zijn toestemming heeft ingetrokken, maakt dit niet anders. Hetgeen voor het overige door [appellant] is aangevoerd kan evenmin tot een ander oordeel leiden, temeer nu [appellant] zonder opgaaf van redenen niet persoonlijk ter zitting van het hof is verschenen om zijn standpunt nader te onderbouwen en de bij het hof levende vragen over zijn functioneren te beantwoorden.
3.6.5.
De beschikking waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2015.