Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,curator.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van het faillissement van [appellant], die eerder op 10 maart 2015 door de rechtbank Oost-Brabant was uitgesproken. Het faillissement was aangevraagd door [geïntimeerde], die een vordering had op [appellant] van € 8.107,29, gebaseerd op onbetaalde facturen. [appellant] heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij niet verkeert in de toestand van hebben opgehouden te betalen, en dat hij betalingsregelingen heeft getroffen met zijn schuldeisers, waaronder de Belastingdienst en het CJIB. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 22 april 2015 heeft [appellant] zijn standpunt verder toegelicht en bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van zijn beweringen.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] inmiddels zijn schulden aan de Belastingdienst en het CJIB heeft voldaan en dat hij met [geïntimeerde] en [betrokkene 2] betalingsregelingen heeft getroffen. De curator heeft bevestigd dat er geen opeisbare vorderingen meer zijn en dat alle crediteuren zich hebben gemeld. Het hof heeft geconcludeerd dat [appellant] niet langer verkeert in de toestand van hebben opgehouden te betalen, en dat de oorspronkelijke verzoeker, [geïntimeerde], en de curator instemden met de vernietiging van het faillissement.
Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot faillietverklaring van [appellant] afgewezen. De kosten van het faillissement zijn vastgesteld op € 1.739,11, inclusief btw, en komen ten laste van [appellant].