ECLI:NL:GHSHE:2015:163

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
F 200.149.681-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezag over de minderjarigen aan de vader is toegewezen en het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen is afgewezen. De moeder, wonende in Duitsland, verzocht om vervangende toestemming om de verblijfplaats van de kinderen naar Duitsland te verplaatsen. De vader, wonende in Nederland, verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide ouders, hun advocaten, de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland gehoord. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen onder toezicht stonden en in een pleeggezin waren geplaatst, maar de uithuisplaatsing was inmiddels beëindigd. De moeder stelde dat zij beter in staat was om voor de kinderen te zorgen en dat de kinderen in Duitsland een beter leven zouden hebben. De vader betwistte dit en stelde dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moesten blijven. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem zouden raken tussen de ouders en dat de vader beter in staat was om een onbelast contact met de andere ouder te faciliteren. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: [geboortedatum] 2015
Zaaknummer: F 200.149.681/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/76446/ FA RK 10-1737
C/02/276343/ FA RK 14-523
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.A. van der Stroom-Willemsen,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 19 februari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 mei 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking voor zover nodig te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de hoofdverblijfplaats van de hierna te noemen minderjarigen bij de moeder te bepalen, zomede vervangende toestemming te verlenen aan de moeder om de verblijfplaats van de minderjarigen te verplaatsen naar Duitsland, met instandhouding van het ouderlijk gezag over de minderjarigen door beide ouders en desgewenst een contra-expertise te gelasten teneinde meer en een actueel inzicht te verkrijgen in welke zorg primaat en bijbehorende verblijfplaats het meest in het belang van de minderjarigen moet worden geacht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 juli 2014, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 december 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van der Stroom-Willemsen;
-de vader, bijgestaan door mr. Maat-Oldenhof;
-Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
- Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland (hierna: de stichting), vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de stichting] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de stichting d.d. 30 juli 2014;
- de V-formulieren met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 24 november 2014;
- de V-formulieren met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 25 november 2014;
- de ter zitting door de advocaat van de moeder overgelegde pleitnotities;
- de ter zitting door de advocaat van de vader overgelegde zittingsaantekeningen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] (België);
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (België).
3.2.
Bij beschikking van 19 oktober 2011 heeft de rechtbank Middelburg tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 18 januari 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw bepaald en het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag afgewezen.
3.3.
De kinderen staan sinds 29 april 2013 onder toezicht van de stichting en zij zijn op grond van een machtiging uithuisplaatsing in een pleeggezin geplaatst. De uithuisplaatsing is met ingang van 28 maart 2014 beëindigd.
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te verplaatsen naar Duitsland afgewezen en bepaald dat het gezag over de kinderen alleen aan de vader toekomt
.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader vastgesteld. Het advies van het Ambulatorium om de kinderen bij de vader te plaatsen is enkel ingegeven vanwege het niet meer beschikbaar zijn van het pleeggezin. De moeder was tot haar opname het best in staat om voor de kinderen te zorgen. De kinderen zijn zeer betrokken op de moeder en zij heeft de kinderen altijd opgevoed en verzorgd. Vanuit een zorgsetting van de kinderen bij de moeder thuis kan zij werken aan de verbeterpunten. Omdat de vader in het initiële onderzoek niet als potentiële opvoeder werd gezien, heeft er slechts een beperkt onderzoek naar hem plaatsgevonden. De vader heeft ook niet aangetoond dat hij werkt aan zijn beperkingen en er is geen plan opgesteld met betrekking tot zijn verbeterpunten.
Verder gaat de rechtbank met het vaststellen van het hoofdverblijf bij de vader ten onrechte voorbij aan het verzoek om de verblijfplaats van de kinderen te verplaatsen naar Duitsland. De moeder kan de kinderen in Duitsland een goed bestaan bieden. Zij heeft daar een vangnet, een goede oppas en zij is meer beschikbaar dan de vader in Nederland. Ook komen de kinderen in een voor hen bekende, vertrouwde en kindvriendelijke omgeving. Bij de vader moeten de kinderen waarschijnlijk ook van school wisselen of op een belastende wijze met de taxi naar en van school reizen. Verder heeft de moeder voorstellen gedaan om een reguliere zorg- en vakantieregeling uit te voeren.
Voorts heeft de rechtbank de vader ten onrechte alleen belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. Er is niet voldaan aan het klemcriterium en anderszins is het ook niet in het belang van de kinderen. De moeder is op gezagsniveau in staat het verblijf van de kinderen bij de vader te ondersteunen. Gevaar voor ontvoering mag ook geen reden zijn om het gezag alleen aan de vader toe te wijzen en de moeder haar mede-besluitvorming te ontnemen.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
Ten aanzien van het hoofdverblijf voert de vader aan dat het in het belang van de kinderen wenselijk is dat zij een goede en gezonde relatie zonder loyaliteits-issues hebben met beide ouders. Bij de moeder is dit niet mogelijk omdat zij de kinderen het recht ontneemt om van beide ouders (evenveel) te houden. Zij heeft geen inzicht in het effect van haar gedrag op de kinderen. Daarnaast is het van belang dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving blijven. Met de ondersteuning die de vader krijgt, groeit hij steeds meer in zijn vaderrol.
Ten aanzien van het verzoek om vervangende toestemming om te verhuizen voert de vader aan dat een verblijfplaats bij de moeder schadelijk is voor de kinderen en derhalve in strijd is met hun belangen. Voor de moeder is er geen noodzaak geweest om zo ver te verhuizen. De vader zou ook aanzienlijk minder contact met de kinderen krijgen dan hem in het kader van een gezamenlijke opvoeding voor ogen stond. De kinderen beschouwen Duitsland bovendien niet als “thuis”. Zij hebben aangegeven dat zij op hun huidige school willen blijven, ook als dit een forse praktische belasting betekent. Daarbij zouden de kinderen bij de moeder door haar houding binnen de kortste keren hun relatie met de vader in belangrijke mate verliezen.
De rechtbank heeft de vader op goede gronden met het eenhoofdig gezag belast. De moeder voedt het loyaliteitsconflict van de kinderen. Zij betrekt de kinderen al jaren in haar strijd tegen de vader. Zij vraagt de kinderen steeds weer te kiezen tussen haar en de vader. Ook bestaat het risico op ontvoering nog altijd, nu de moeder de kinderen ondanks een uitdrukkelijk verbod daartoe heeft meegenomen naar Duitsland.
3.8.
De stichting voert ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
Bij de vader is hulpverlening in de thuissituatie ingezet en daar staat de vader voor open. Er zijn geen signalen van alcoholgebruik door de vader.
De zorgen over de moeder zijn er nog altijd. Er wordt geen verandering waargenomen in haar houding. Zij belast de kinderen met haar mening en zet de kinderen onder druk, waardoor de kinderen loyaliteitsproblemen hebben. De gezinsmanager heeft aangegeven dat nagedacht moet worden over een verdere inperking van het contact tussen de moeder en de kinderen.
3.9.
De raad voert ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
Het is de moeder langdurig niet gelukt om de vader een goede positie ten opzichte van de kinderen te geven. In het laatste raadsonderzoek is gebleken dat de kinderen behoorlijke schade hebben opgelopen en daarom is een ondertoezichtstelling verzocht. Dit had – in tegenstelling tot het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing – niets te maken met de opname van de moeder.
De kinderen doen het niet slecht nu zij bij de vader wonen. Los van de opvoedkwaliteiten van de ouders, lijkt de vader meer dan de moeder in staat om de andere ouder een plek te gunnen.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.10.1.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
3.10.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.3.
Het hof stelt voorts vast dat niet is betwist dat de omstandigheden zijn gewijzigd, zodat vaststaat dat hiervan sprake is.
3.10.4.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders indien het gezamenlijk gezag wordt gecontinueerd. Het hof overweegt hiertoe dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen er de afgelopen jaren op geen enkele wijze in zijn geslaagd op een behoorlijke wijze met elkaar een verstandhouding te creëren die de kinderen uit de wind houdt. Daarbij heeft de advocaat van de moeder ter zitting weliswaar naar voren gebracht dat de moeder ter zitting in eerste aanleg uit emotie heeft aangegeven dat zij niet zal accepteren dat de kinderen bij de vader gaan wonen, maar wat hier ook van zij, gebleken is dat de moeder steeds weer terugkomt op haar toezeggingen om ongedwongen contact tussen de kinderen en de vader toe te staan. Verder zijn de door het Ambulatorium geconstateerde zorgen omtrent de kinderen niet afgenomen in de periode dat nog sprake was van gezamenlijk gezag. Ook overweegt de stichting om het huidige incidentele contact tussen de kinderen en de in Duitsland woonachtige moeder nog verder te beperken omdat de moeder de kinderen blijft belasten. Bij de kinderen is in dat opzicht nog altijd sprake van loyaliteitsproblematiek. Uit de houding van de moeder ter zitting blijkt verder dat de moeder de vader nog altijd diskwalificeert als ouder. Naar het oordeel van het hof is een in praktische zin werkbaar ouderschap onder de gegeven omstandigheden niet mogelijk zonder dat de kinderen klem komen te zitten. Gelet op het voorgaande en in aanmerking nemende dat de vader meer dan de moeder in staat wordt geacht de kinderen een onbelast contact met de andere ouder te laten aangaan, acht het hof eenhoofdig gezag van de vader noodzakelijk in het belang van de kinderen.
3.10.5.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder om een contra-expertise in het kader van de opvoedingsvaardigheden overweegt het hof dat – indien hiernaar een contra-expertise uitgevoerd wordt – de uitkomsten het hof niet tot een ander oordeel zullen brengen ten aanzien van het gezag. Het hof acht het, gelet op hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen aannemelijk dat beide ouders in beginsel en met de juiste vorm van ondersteuning, in staat zijn de minderjarigen te verzorgen en op te voeden. Daarbij acht het hof een nieuw onderzoek niet in het belang van de kinderen.
Hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming verhuizing
3.10.6.
Nu het hof de beslissing van de rechtbank dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de vader toekomt zal bekrachtigen, komt het hof niet toe aan een beoordeling van de verzoeken van de moeder om het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder te bepalen en tot het verlenen van vervangende verhuistoestemming naar Duitsland.
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 19 februari 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en A.J.F. Manders en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2015.