Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezag over de minderjarigen aan de vader is toegewezen en het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen is afgewezen. De moeder, wonende in Duitsland, verzocht om vervangende toestemming om de verblijfplaats van de kinderen naar Duitsland te verplaatsen. De vader, wonende in Nederland, verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide ouders, hun advocaten, de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland gehoord. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen onder toezicht stonden en in een pleeggezin waren geplaatst, maar de uithuisplaatsing was inmiddels beëindigd. De moeder stelde dat zij beter in staat was om voor de kinderen te zorgen en dat de kinderen in Duitsland een beter leven zouden hebben. De vader betwistte dit en stelde dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moesten blijven. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem zouden raken tussen de ouders en dat de vader beter in staat was om een onbelast contact met de andere ouder te faciliteren. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de moeder af.