ECLI:NL:GHSHE:2015:1641

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
F 200.164.734_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie en echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie en de echtscheiding tussen de vrouw en de man. De vrouw, appellante in principaal appel, heeft op 12 februari 2015 een beroepschrift ingediend om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 december 2014 te vernietigen, specifiek de vastgestelde partneralimentatie van € 425,- per maand. De man, verweerder in principaal appel, heeft op zijn beurt een incidenteel appel ingesteld en verzocht om de echtscheiding nietig te verklaren en de alimentatie op nihil te stellen per 1 september 2015.

Tijdens de behandeling van de voorlopige voorzieningen op 2 april 2015 hebben partijen overeenstemming bereikt over de alimentatie en de echtscheiding. Het hof heeft kennisgenomen van deze overeenstemming en heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de partneralimentatie betreft, met ingang van 1 september 2015. De overige onderdelen van de beschikking zijn bekrachtigd. Tevens is vastgesteld dat de pensioenrechten per 1 september 2015 worden verevend en dat beide partijen afstand doen van hun recht op partneralimentatie vanaf die datum. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak is gedaan door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 mei 2015, waarbij de rechters H. van Winkel, C.A.R.M. van Leuven en M.J. van Laarhoven betrokken waren. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de alimentatieverplichtingen en de gevolgen van echtscheiding, met name in het kader van de Wet Pensioenverevening na echtscheiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 7 mei 2015
Zaaknummer: F 200.164.734/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/277668 FA RK 14-1215
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats],
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel
,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.G. Dictus,
tegen
[de man],
wonende te
[woonplaats],
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appe
l,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Weinans.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 december 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 februari 2015, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de daarbij vastgestelde partneralimentatie en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de man met ingang van 31 december 2014, althans met ingang van 23 maart 2015, althans met ingang van de datum die het hof juist acht, aan de vrouw voor levensonderhoud bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 803,- bruto per maand.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 maart 2015, heeft de man verzocht de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren althans haar verzoek in hoger beroep af te wijzen.
Tevens heeft de man incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken en het verzoek van de vrouw de echtscheiding uit te spreken alsnog af te wijzen, althans voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij is vastgesteld dat de man met een bedrag van € 425,- per maand dient bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw, althans in ieder geval te bepalen dat het bedrag dat de man dient bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw op nihil wordt gesteld per 1 september 2015 althans per 1 januari 2016, althans zodanige beslissingen te geven als het hof juist acht
2.2.1.
Een verweerschrift in incidenteel appel is niet bij het hof ingekomen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 27 februari 2015.
2.4.
Gelet op het navolgende heeft er geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel
3.1.
Partijen zijn op 28 oktober 1982 met elkaar gehuwd.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man vanaf de dag dat de beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw voor haar levensonderhoud moet voldoen een bedrag van € 425,- per maand.
3.3.
De vrouw kon zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. De man is van deze beslissing in incidenteel hoger beroep gekomen.
3.4.
Bij gelegenheid van de behandeling van het verzoek van de vrouw tot wijziging van de voorlopige voorzieningen tussen partijen (zaaknummer F 200.164.734/02) ter terechtzitting van 2 april 2015 hebben partijen overeenstemming bereikt, zowel met betrekking tot de voorlopige voorzieningen als met betrekking tot deze hoofdzaak.
De overeenstemming tussen partijen luidt als volgt:
- de man zal over het laatste kwartaal van 2014 en het eerste kwartaal van 2015 de helft van zijn netto ontslagvergoeding van € 1.762,- aan de vrouw vergoeden, de eerste termijn onmiddellijk, de tweede termijn voor eind juli 2015;
- de man zal voorts aan de vrouw voor haar levensonderhoud voldoen:
tot 1 april 2015 een bedrag van € 182,- per maand conform de beschikking voorlopige voorzieningen van 20 maart 2014;
over de periode van 1 april 2015 tot 1 september 2015 een bedrag van € 425,- per maand;
wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
- partijen zullen er voor zorgdragen dat de echtscheidingsbeschikking uiterlijk op
1 augustus 2015 zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
- met ingang van 1 september 2015 worden de pensioenrechten verevend conform het bepaalde in de Wet Pensioenverevening na echtscheiding;
- met ingang van 1 september 2015 doen partijen over en weer afstand van hun eventuele recht op partneralimentatie;
- zowel in de onderhavige procedure als in de procedure in de hoofdzaak zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
3.5.
Partijen hebben het hof verzocht om deze overeenstemming op te nemen in de beschikking. Het hof zal aan dit verzoek voor zover in hoger beroep aan het hof voorgelegd op navolgende wijze gevolg geven.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 december 2014, doch uitsluitend wat betreft de vastgestelde partneralimentatie, zulks met ingang van 1 september 2015;
bekrachtigt genoemde beschikking voor het overige;
verstaat dat met ingang van 1 september 2015 de pensioenrechten worden verevend conform het bepaalde in de Wet Pensioenverevening na echtscheiding;
verstaat dat partijen met ingang van 1 september 2015 over en weer afstand doen van hun eventuele recht op partneralimentatie;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.A.R.M. van Leuven en
M.J. van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2015.