ECLI:NL:GHSHE:2015:1642

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
F 200.164.734_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot alimentatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding betreffende voorlopige voorzieningen. De zaak betreft een verzoek van de vrouw, appellante, om de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2014 vastgestelde alimentatie te wijzigen. De vrouw verzocht om een verhoging van de alimentatie die de man, verweerder, aan haar moet betalen, met ingang van 1 oktober 2014. De man heeft in zijn verweerschrift primair verzocht om onbevoegdheid van het hof, subsidiair om het verzoek van de vrouw af te wijzen, en meer subsidiair om het verzoek van de vrouw af te wijzen voor zover het een bedrag van € 405,- bruto per maand te boven gaat.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2015 hebben beide partijen verklaard bereid te zijn om een onderlinge regeling te treffen. Na schorsing van de behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de voorlopige voorzieningen en de hoofdzaak. De man zal onder andere een deel van zijn ontslagvergoeding aan de vrouw vergoeden en de alimentatie voor de komende maanden verhogen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gewijzigd en de alimentatie vastgesteld op € 425,- per maand voor de periode van 1 april 2015 tot 1 september 2015, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 7 mei 2015
Zaaknummer: F 200.164.734/02
Beschikking op het verzoek tot het wijzigen van voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.G. Dictus,
tegen
[de man],
wonende te
[woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Weinans.

1.Het geding

1.1.
Het hof verwijst naar de beschikking betreffende voorlopige voorziening van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 maart 2014.
1.2.
Bij verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 februari 2015, heeft de vrouw verzocht voor de duur van het geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking van 20 maart 2014, althans de in die beschikking bepaalde, door de man aan de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage te wijzigen, in dier voege dat wordt bepaald dat de man met ingang van 1 oktober 2014, althans met ingang van een door het hof te bepalen datum, zal bijdragen in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met
€ 803,- bruto per maand, bij vooruitbetaling aan haar te voldoen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
1.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 maart 2015, heeft de man verzocht:
primair:dat het hof zich onbevoegd verklaart van het onderhavige verzoek kennis te nemen;
subsidiair:het verzoek van de vrouw af te wijzen;
meer subsidiair:het verzoek van de vrouw af te wijzen voor zover dat een bedrag van
€ 405,- bruto per maand te boven gaat.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 april 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Dictus;
  • de man, bijgestaan door mr. Weinans.
1.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 28 maart 2015;
  • het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 31 maart 2015.
Voormelde stukken zijn ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn, doch gelet op het feit dat deze stukken kort en eenvoudig te doorgronden zijn, heeft het hof beslist dat deze correspondentie wordt toegelaten.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn op 28 oktober 1982 met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij voornoemde beschikking betreffende voorlopige voorzieningen heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat de man voor het levensonderhoud van de vrouw moet betalen over de periode met ingang van de datum van de beschikking tot 1 mei 2014 een bedrag van € 43,- per maand en met ingang van 1 mei 2014 een bedrag van € 182,- per maand.
2.3.
Bij beschikking van 23 december 2014 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De vrouw is van deze beschikking, voor zover daarbij tevens partneralimentatie is vastgesteld, in hoger beroep gekomen. De man is van deze beschikking eveneens in (incidenteel) hoger beroep gekomen. Deze zaak is bij het hof geregistreerd onder zaaknummer F 200.164.734/01.
2.4.
Bij beschikking van 30 december 2014 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, het verzoek van de vrouw tot wijziging van voormelde beschikking van 20 maart 2014 afgewezen.
2.5.
Gelijktijdig met haar appel in de hoofdzaak verzoekt de vrouw het hof om voormelde beschikking van 20 maart 2014 alsnog te wijzigen, aldus dat met ingang van 1 oktober 2014 de hierboven genoemde hogere voorlopige alimentatie wordt vastgesteld.
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen desgevraagd verklaard bereid te zijn om te trachten een onderlinge regeling te treffen. De mondelinge behandeling is in verband hiermee enige tijd geschorst geweest. Na hervatting van de mondelinge behandeling hebben partijen aan het hof verklaard dat zij overeenstemming hebben bereikt, zowel met betrekking tot de voorlopige voorziening als met betrekking tot de hoofdzaak.
De overeenstemming tussen partijen luidt als volgt:
- de man zal over het laatste kwartaal van 2014 en het eerste kwartaal van 2015 de helft van zijn netto ontslagvergoeding van € 1.762,- aan de vrouw vergoeden, de eerste termijn onmiddellijk, de tweede termijn voor eind juli 2015;
- de man zal voorts aan de vrouw voor haar levensonderhoud voldoen:
tot 1 april 2015 een bedrag van € 182,- per maand conform de beschikking voorlopige voorzieningen van 20 maart 2014;
- over de periode van 1 april 2015 tot 1 september 2015 een bedrag van € 425,- per maand;
wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
- partijen zullen er voor zorgdragen dat de echtscheidingsbeschikking uiterlijk op
1 augustus 2015 zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
- met ingang van 1 september 2015 worden de pensioenrechten verevend conform het bepaalde in de Wet Pensioenverevening na echtscheiding;
- met ingang van 1 september 2015 doen partijen over en weer afstand van hun eventuele recht op partneralimentatie;
- zowel in de onderhavige procedure als in de procedure in de hoofdzaak zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
2.7.
Partijen hebben het hof verzocht om deze overeenstemming op te nemen in de beschikking. Het hof zal aan dit verzoek voor zover dit de voorlopige voorzieningen tussen partijen betreft op navolgende wijze gevolg geven.

4.De beslissing

Het hof:
wijzigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 maart 2014 met ingang van 1 oktober 2014 als volgt:
bepaalt dat de man - onverminderd zijn verplichting tot betaling van voorlopige alimentatie van € 182,- per maand tot 1 april 2015 - over het laatste kwartaal van 2014 en het eerste kwartaal van 2015 de helft van zijn netto ontslagvergoeding van € 1.762,- aan de vrouw zal vergoeden, de eerste termijn onmiddellijk, de tweede termijn voor eind juli 2015;
bepaalt dat de man met ingang van 1 april 2015 tot 1 september 2015 aan de vrouw voor haar levensonderhoud zal voldoen een bedrag van € 425,-, per maand, wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.A.R.M. van Leuven en
M.J. van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2015.