In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding betreffende voorlopige voorzieningen. De zaak betreft een verzoek van de vrouw, appellante, om de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2014 vastgestelde alimentatie te wijzigen. De vrouw verzocht om een verhoging van de alimentatie die de man, verweerder, aan haar moet betalen, met ingang van 1 oktober 2014. De man heeft in zijn verweerschrift primair verzocht om onbevoegdheid van het hof, subsidiair om het verzoek van de vrouw af te wijzen, en meer subsidiair om het verzoek van de vrouw af te wijzen voor zover het een bedrag van € 405,- bruto per maand te boven gaat.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2015 hebben beide partijen verklaard bereid te zijn om een onderlinge regeling te treffen. Na schorsing van de behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de voorlopige voorzieningen en de hoofdzaak. De man zal onder andere een deel van zijn ontslagvergoeding aan de vrouw vergoeden en de alimentatie voor de komende maanden verhogen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gewijzigd en de alimentatie vastgesteld op € 425,- per maand voor de periode van 1 april 2015 tot 1 september 2015, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.