ECLI:NL:GHSHE:2015:1667

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
20-000775-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij met bewijsvoering van eerdere oogst

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De politierechter had eerder de vordering tot ontneming afgewezen, maar de officier van justitie ging hiertegen in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor een eerdere oogst van hennepplanten, ondanks de ontkenning van de veroordeelde. De veroordeelde had verklaard dat de hennepkwekerij van hem was en dat hij de planten had verzorgd. Het hof oordeelde dat de verklaring van de veroordeelde ongeloofwaardig was, gezien de aangetroffen bewijzen zoals hennepafval en gedroogde hennepresten. Het hof heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 12.175,00, na aftrek van kosten. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de ontnemingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000775-14
Uitspraak : 22 april 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 24 februari 2014 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03/068558-12 tegen de veroordeelde:

[de naam van de veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [een datum in het jaar] 1987,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en zijn raadsvrouwe naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op een bedrag van € 12.925,82 en aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van gelijke hoogte.
De raadsvrouwe heeft primair bepleit dat de ontnemingsvordering opnieuw zal worden afgewezen en subsidiair dat de rekening van energiemaatschappij [energiemaatschappij] in mindering zal worden gebracht op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, terwijl daarenboven de betalingsverplichting drastisch zal worden gematigd gelet op de draagkracht van de veroordeelde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, nu het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Beoordeling
De veroordeelde is door de politierechter in de rechtbank Limburg op 24 februari 2014, in de aan deze ontnemingszaak ten grondslag liggende strafzaak (parketnummer 03/068558-12), onder meer veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd op 2 maart 2011.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of - en zo ja in hoeverre - de veroordeelde wederrechtelijk voordeel - waaronder begrepen de besparing van kosten - heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde dan wel soortgelijke feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
Bewijs: de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten bij dit arrest wordt verwezen, stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]

Aantreffen van hennepkwekerij
Op 2 maart 2011 zijn verbalisanten van regiopolitie Limburg-Zuid naar de woonwagen aan [adres] te [plaats] gegaan. Achter de woonwagen was een losstaande stal gemetseld. In de kelder onder die stal werd een hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij was ondergebracht in een afzonderlijke, voor de teelt van hennep bestemde, ruimte. De kwekerij bleek toegankelijk via een luik in de vloer van de stal.
De wanden van de kweekruimte waren bedekt met folie/zeil of andere materialen. In de kweekruimte hing een plaat/paneel met daarop een volautomatische groepenkast/schakelpaneel, een tijdschakelaar en stopcontacten. In de nabijheid daarvan hingen 12 transformatoren en condensatoren. Elke transformator/condensator was aangesloten op een assimilatielamp. In totaal hingen er dus 12 assimilatielampen, assimilatielampen van 600 watt. Op het zeil in de kweekruimte stonden 178 plantenpotten die met teelaarde waren gevuld. Er waren 178 hennepplanten aanwezig. Er stonden 25 hennepplanten per vierkante meter.
De geur van hennep was duidelijk te ruiken. De verbalisanten zagen dat er ook delen van hennepplanten aanwezig waren, zoals (ingedroogde) bladresten. Er werd hennepafval op de grond en in vuilniszakken aangetroffen. Ook stond er een zwart vat met daarin gedroogde en versnipperde hennepresten. Na weging bleek dit 4 kilogram te zijn.
Verbalisant [verbalisant] heeft ter plaatse MMC cannabis kleur-reactietesten uitgevoerd op een kleine hoeveelheid van de in de kwekerij genomen hennepmonsters van planten, de gedroogde hennepresten in de zwarte ton, de hennepresten op de grond in de kwekerij en uit het afval aangetroffen in vuilniszakken bij de woonwagen. De kleurreacties gaven de kleur rood aan, hetgeen betekent dat de stoffen positief reageerden op de aanwezigheid van hennep.
Aangetroffen werd verder een schaartje met daarop hennepaanslag en oude teelaarde met daarin wortelresten van vermoedelijk hennepplanten. Het filterdoek van de koolstoffilter bleek zwaar vervuild.
De koolstoffilter was in de kwekerij opgehangen met touwen. Bij het verplaatsen van deze touwen zagen de verbalisanten dat het filterdoek op de plaatsen waar de touwen hadden gezeten, een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. [2]

Verklaring van de veroordeelde
De veroordeelde heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de hennepkwekerij, die op 2 maart 2011 aan [adres] te [plaats] is aangetroffen, van hem was. Hij heeft verklaard dat hij die kwekerij zelf heeft opgebouwd, dat hij de planten heeft verzorgd en dat de planten goed groeiden. [3]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsvrouwe heeft primair bepleit dat de ontnemingsvordering zal worden afgewezen; er is ter plaatse geen eerdere oogst geweest. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er contra-indicaties bestaan voor de veronderstelling dat er op bedoelde locatie wel een oogst van hennepplanten heeft plaatsgevonden. De raadsvrouwe heeft daarbij gewezen op de verklaring van de veroordeelde dat hij tweedehands spullen heeft gekocht, waaronder het schaartje, de potten en de filters. Zij heeft er voorts op gewezen dat het enkel laten groeien van planten al afval oplevert en dat het erop lijkt dat dit afval bij elkaar is geveegd en in zakken is weggezet. Ten slotte heeft de raadsvrouwe opgemerkt dat de kwekerij is opgebouwd in de tijd dat de moeder van veroordeelde enige tijd in het buitenland is geweest en dat ook daarin een contra-indicatie kan worden gezien.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het - gezien het hennepafval op de grond en in de vuilniszakken, de aanwezigheid van het vat met daarin 4 kilogram gedroogde en versnipperde hennepresten, het schaartje met daarop hennepaanslag, oude teelaarde met wortelresten en het vervuilde filterdoek van de koolstoffilter - voldoende aannemelijk is geworden dat er een eerdere oogst van hennepplanten heeft plaatsgevonden.
De veroordeelde heeft verklaard dat er geen eerdere oogst is geweest. Alle bij hem aangetroffen goederen, waaronder lampen, kabels, koolstoffilters, schaartjes, vierkante potten, voedingsstoffen en een schakelbord voor de elektriciteit, waren tweedehands en zijn gekocht van een particulier. Om die reden waren de goederen reeds vervuild. Hij heeft de goederen in zijn auto opgehaald en uit de auto van die particulier overgeladen aan de voorzijde van het treinstation in Rotterdam. Het was volgens hem volstrekt geen probleem om zijn auto met aanhanger te parkeren op de parkeerplaats aan de voorzijde van dat treinstation en aldaar de goederen over te laden.
Het hof acht de hiervoor weergegeven verklaring van de veroordeelde volstrekt ongeloofwaardig. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat er geen parkeerplaats aan de voorzijde van het treinstation in Rotterdam is en evenmin was in de periode waarin de veroordeelde de goederen stelt te hebben gekocht. In die verklaring is evenmin een uitleg te vinden voor de aanwezigheid van het vat met daarin 4 kilogram gedroogde en versnipperde hennepresten en voor de aangetroffen oude teelaarde met wortelresten. Omtrent die teelaarde heeft de veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep immers nog verklaard dat hij die niet van voornoemde particulier had gekocht.
Dat hennepafval bij elkaar is geveegd en in zakken is gezet en dat de veroordeelde de hennepkwekerij heeft opgebouwd in de tijd dat zijn moeder in het buitenland was, zoals door de raadsvrouwe is aangevoerd, is niet aannemelijk geworden; dat is zelfs niet door de veroordeelde verklaard. Sterker nog, het laatste wordt weersproken door de verklaring die de veroordeelde tegenover de politie heeft afgelegd. De veroordeelde heeft bij die gelegenheid namelijk verklaard dat hij enkele maanden bezig is geweest met de opbouw van de kwekerij, terwijl zijn moeder heeft verklaard - en daarop doelt de raadsvrouwe kennelijk - dat zij ongeveer 6 weken voor het aantreffen van de hennepkwekerij bij familie in Frankrijk op bezoek is geweest. Dat betekent dus dat de kwekerij al voor dat bezoek moet zijn opgebouwd.
Het hof verwerpt het verweer en komt derhalve tot een ander oordeel dan de politierechter.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Wijze van berekening
Bij de schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat de oogst heeft opgeleverd, wordt uitgegaan van de standaardberekening, zoals die is neergelegd in de op 1 november 2010 uitgebrachte update van het rapport - getiteld “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” - van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (hierna: BOOM).

De opbrengst van de hennepoogst
Bij de berekening van de opbrengst van de hennepoogst dient allereerst het aantal planten per vierkante meter te worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport mag er - bij gebreke van andere gegevens - van worden uitgegaan dat bij de vorige kweek net zoveel planten hebben gestaan als bij de doorzoeking werden aangetroffen. Het hof gaat daarom uit van een oogst van 178 hennepplanten. Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat er per vierkante meter 25 hennepplanten stonden. Volgens de standaardnormen van het BOOM-rapport kan in dat geval de opbrengst per plant worden gesteld op 23 gram. Het hof gaat daarom uit van een opbrengst per plant van 23 gram en een totale opbrengst van 4.094 gram (178 hennepplanten x 23 gram).
Volgens het BOOM-rapport leverde een gram hennep indertijd € 3,28 op, zodat de totale geldelijke opbrengst kan worden gesteld op € 13.428,32.

De aftrekbare kosten van de hennepkwekerij
Op die opbrengst moeten de kosten in mindering worden gebracht die in een directe relatie staan tot de oogst waaruit de veroordeelde dit voordeel heeft behaald.
In de eerste plaats gaat het dan om de afschrijvingskosten van de investeringen. Het BOOM-rapport schrijft voor dat die kosten bij een oogst van 178 hennepplanten op € 150,-- worden gesteld.
Voorts wordt als inkoopprijs van een hennepstek een bedrag van € 2,85 gerekend. Dat houdt in dat de kosten die gemoeid waren met de aanschaf van de 178 hennepstekken, kan worden gesteld op € 507,30.
Ook de overige variabele kosten, zoals de kosten voor het kweekmedium, het water en de voedingsstoffen, komen voor aftrek in aanmerking. Het BOOM-rapport schat deze variabele kosten op € 3,33 per plant. Het hof ziet geen aanleiding daarvan af te wijken en begroot deze kosten derhalve op € 592,74.
Ook de door de veroordeelde betaalde elektriciteitskosten zouden in mindering kunnen worden gebracht, indien en voor zover deze in een directe relatie staan tot de oogst waaruit de veroordeelde het voordeel heeft behaald. Daarvan is uit het onderzoek ter terechtzitting echter niet gebleken. De rekening die de veroordeelde zegt te hebben betaald - dat is de rekening van [energiemaatschappij] van 3 maart 2011 ter hoogte van € 1.328,83 - heeft betrekking op de aangetroffen hennepteelt en niet op de eerdere oogst van hennepplanten. Het gaat hier dus niet om schade waartegenover voor de veroordeelde een corresponderend voordeel heeft bestaan. Het hof kan de raadsvrouwe daarom niet volgen in haar stelling dat deze elektriciteitskosten voor aftrek in aanmerking zouden moeten komen.
Indien de veroordeelde elektriciteitskosten heeft betaald die wel zien op de eerdere oogst van hennepplanten, komen die voor aftrek in aanmerking. In dat verband wordt opgemerkt dat op grond van het bepaalde in artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering de mogelijkheid voor de veroordeelde bestaat om de rechter in het kader van de tenuitvoerlegging van de opgelegde ontnemingsmaatregel te verzoeken om die betaling alsnog op het bedrag van die ontnemingsmaatregel in mindering te brengen.

Vaststelling van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Gezien het vorenstaande komt het hof tot de vaststelling van een netto-opbrengst van € 12.178,28 (een bruto-opbrengst van € 13.428,32 minus de kosten van € 150,--, 507,30 en € 592,74). Nu dat bedrag een schatting betreft, zal het hof dit afronden op € 12.175,--.
Op te leggen betalingsverplichting
Anders dan de raadsvrouwe, ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde geen aanleiding om de omvang van de betalingsverplichting te matigen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de draagkracht van de veroordeelde, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat de veroordeelde op enig moment in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Daarbij is in aanmerking genomen de voor de tenuitvoerlegging van deze maatregel geldende verjaringstermijn en de mogelijkheid die het openbaar ministerie heeft om de veroordeelde gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling dan wel betaling in termijnen toe te staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof ook anderszins geen reden gebleken om de betalingsverplichting te matigen, zodat deze zal worden vastgesteld op het hiervoor vastgestelde bedrag van € 12.175,--.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van
€ 12.175,00 (twaalfduizend honderdvijfenzeventig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 12.175,00 (twaalfduizend honderdvijfenzeventig euro).
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. R.C.A.M. Philippart en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 22 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s houdende ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal van de Politie Regio Limburg Zuid, opgenomen in het doorgenummerde dossier van de Politie Regio Limburg Zuid, Leiding District Sittard, registratienummer PL2445 2011024388, sluitingsdatum 24 januari 2012, pagina 1 tot en met 81.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 24 januari 2012, pagina 1 t/m 4, 8 en 9.
3.Proces-verbaal van verhoor van 2 februari 2010, pagina 64 en 65.