ECLI:NL:GHSHE:2015:1705

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
HD200.161.964_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg contractsbepaling in een overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelaar met betrekking tot beëindiging van samenwerking

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Ovile 2 B.V. en Hospitality Support Group B.V. tegen de Gemeente Maastricht. De zaak betreft de uitleg van een contractsbepaling in een overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaars. De appellanten stellen dat er sprake is van afgebroken onderhandelingen, terwijl de gemeente aanvoert dat de samenwerking is beëindigd door het verstrijken van de looptijd van de overeenkomst. Het hof heeft op 12 mei 2015 uitspraak gedaan en de zaak is behandeld in het kader van het hoger beroep dat was ingeleid op 7 oktober 2014. De rechtbank Limburg had eerder op 9 juli 2014 een vonnis gewezen, waartegen de appellanten in hoger beroep gingen. Tijdens de procedure in hoger beroep hebben de appellanten niet tijdig de memorie van grieven ingediend, ondanks dat hen een termijn was verleend. De rolraadsheer heeft uiteindelijk besloten dat de zaak naar de rol van 26 mei 2015 wordt verwezen voor het nemen van de memorie van grieven aan de zijde van appellanten. Het hof heeft geoordeeld dat de eerdere beslissing om niet-dienen te verlenen gehandhaafd blijft, maar heeft appellanten nogmaals de kans gegeven om hun grieven in te dienen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.161.964/01
arrest van 12 mei 2015
in de zaak van

1.Ovile 2 B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
Hospitality Support Group B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. E.H.C.M. Bustamente-Oosterbroek te Hilversum,
tegen
Gemeente Maastricht,
zetelende te Maastricht,
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.M.J. Dexters te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 oktober 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 9 juli 2014, gewezen tussen appellanten als gedaagden in conventie en eisers in reconventie en geïntimeerde als eiseres in conventie en verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/183221/HA ZA 13-328)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Appellanten hebben bij voormeld exploot geïntimeerde opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 januari 2015, teneinde op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen zoals in het petitum van de appeldagvaarding is vermeld.
2.2.
Nadat aan appellanten in verband met de inwerkingtreding van het 'Procesreglement per 1 januari 2013 voor de pilot civiele dagvaardingszaken bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch' (hierna: pilotreglement) eenmaal een termijn en een gewoon uitstel was verleend voor het nemen van de memorie van grieven, hebben appellanten niet van grieven gediend.
2.3.
De rolraadsheer heeft op de rol van 24 maart 2015 ambtshalve akte van niet-dienen verleend.
2.4.
De advocate van appellanten heeft bij brief van 25 maart 2015 aangegeven dat zij niet op de hoogte was van de afwijkende termijnen in het pilotreglement en dat zij in de veronderstelling was dat de zaak op de ‘slaaprol’ zou komen. Hierop heeft zij verzocht om alsnog een termijn te geven voor het dienen van de memorie van grieven.
De advocate van geïntimeerde heeft bij brief van 26 maart 2015 tegen dit verzoek bezwaar gemaakt.
De rolraadsheer heeft geoordeeld dat de beslissing gehandhaafd blijft en de akte niet-dienen niet zal worden ingetrokken.
2.5.
Vervolgens heeft de advocate van appellanten bij H-formulier, ingediend op 2 april 2015, om een pleidooi verzocht.
2.6.
Bij brief van 3 april 2015 heeft de advocate van geïntimeerde onder meer bezwaar gemaakt tegen dit verzoek en heeft zij het hof verzocht dit verzoek niet in behandeling te nemen.
2.7.
Hierop heeft de rolraadsheer bij email van 9 april 2015 de advocate van appellanten in de gelegenheid gesteld om het pleidooiverzoek nader te motiveren, wat zij heeft gedaan bij brief van 10 april 2015. De advocate van geïntimeerde heeft bij brieven van 9 en 16 april 2015 bezwaar gemaakt.
2.8.
De advocate van appellanten heeft bij brief van 20 april 2015 verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 17 april 2015, waarop de advocate van geïntimeerde heeft gereageerd bij brief van 24 april 2015.
2.9.
Het hof heeft bepaald dat arrest wordt gewezen. Het hof zal recht doen op basis van de gedingstukken in het griffiedossier.

3.De beoordeling

Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1064, zal het hof appellanten nog éénmaal in de gelegenheid stellen om alsnog de memorie van grieven te nemen op de datum zoals in het dictum vermeld. Dit heeft tot gevolg dat het door appellanten opgeworpen bezwaar en het pleidooiverzoek geen behandeling behoeven.
De advocate van geïntimeerde heeft in voormelde brief van 24 april 2015 onder meer aangegeven dat de brieven van de advocate van appellanten op grond van artikel 5.2 van het pilotreglement door het hof niet in behandeling mogen worden genomen, nu deze naar het hof zijn gestuurd nadat de zaak voor arrest stond. Het hof kan echter op grond van de leer van de bindende eindbeslissing ambtshalve terugkomen op een beslissing indien sprake is van een onjuiste juridische grondslag.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 26 mei 2015 voor het nemen van de memorie van grieven aan de zijde van appellanten.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 mei 2015.
griffier rolraadsheer